De meeste muren van de oude Gotische Kathedraal waren nog intact.
Het late zonlicht sreek langs de oeroude stenen en gaf ze extra reliëf. Het grasveld rondom en in de kathedraal glansde in het gouden licht.
Tussen de muren, daar waar vroeger het altaar stond, was een klassiek orkest opgesteld. Het zwart van de kleren stak mooi af tegen het blinkende koperwerk, het hout van de strijkers, het bronzen gras, en de goudgele stenen.
Het publiek koesterde zich in de zon, in stille verwachting.
Ik stond op een verhoging voor het orkest, met mijn dirigeerstokje in de aanslag.
Er kriebelde iets in mijn nek.
Hoewel ik er met mijn rug naar toe stond, wist ik dat een duistere figuur door het gangpad op me af kwam lopen.
Ik voelde hoe alle ogen van het publiek hem volgden.
“Draai je om”, zei iets in mij, maar ik wilde niet.
“Draai je om.”
De stem klonk nu hardop.
Ik draaide me om. De duistere figuur was al over de helft, en aarzelde even.
Toen mijn weerstand zijn hoogtepunt bereikte, besloot ik, tegen mijn wil in, om los te laten.
De duistere figuur liep door. Op een paar passen afstand van mij stapte hij uit de schaduw, en bleef staan.
Ik zag dat ik het zelf was.
Tot mijn verrassing lag er geen afkeurende blik op het gezicht van die ‘zelf’, zelfs geen strenge. De blik was bezorgd, en de boodschap die ik in mijn hoofd hoorde was deze:
“Het is prachtig, Jacob Jan. En je kunt het. Maar je bent er nu nog niet klaar voor.”
____
Dit was een geleide fantasie, ongeveer 20 jaar geleden.
Ik ontdekte dat mijn innerlijke criticus niet mijn vijand was, als ik maar naar hem luisterde.
De afgelopen jaren klonken er weer stemmen. Stemmen die wél streng waren, wel afkeurend. Ik besloot dat dat niet mijn innerlijke criticus kon zijn,
Nee, daar had ik pas nog mee gepraat, en tot mijn verrassing zei hij dat ik er nu wel klaar voor was, en dat ik door moest zetten.
Geen innerlijke criticus dus, ik noemde die nieuwe stem mijn interne saboteur.
Ik maakte eind 2012 zelfs een filmpje over die saboteur.
Nu pas kom ik op het idee om ook met die interne saboteur te praten.
Tja.
Nu pas.
En wat ontdekte ik? Die interne saboteur is een bang kind dat diep in mij verstopt zit.
Het kent maar één manier van waardering: aardig doen, en ze vinden je aardig.
Het is schijtbenauwd voor alles wat ik daarbuiten doe, en trekt heel hard aan de rem. Ergens in mijn hoofd vindt hij mijn twijfels, hij verdraait ze en versterkt ze. Als een echte wizzard of Ozz creëert hij een monster in mijn hoofd.
Alles om mij maar tegen te houden. Want ze zouden me anders niet meer aardig vinden. En niet meer aardig gevonden worden, dat is . . . (nou ja, iets heeeeel ergs, volgens het kind)
Goed om met dit kind te praten. Om het uit te leggen, dat ik aardig ben. Ook als ik daar niet alles voor doe. Ook als ik dingen doe die door anderen niet aardig gevonden worden.
Aardig doen als soort betaalmiddel voedt het monster, en ik ontzeg me daarmee échte waardering.
Mezelf zijn, is al aardig zijn.
Ik hoef helemaal niet bang te zijn dat ik door schiet in het ‘lekker mezelf zijn, en jullie doen het er maar mee‘. Dat is helemaal niet jezelf zijn. Dat is gewoon weer een pak dat je aan trekt.
Dit is anders. Dit is een aanmoediging om naar buiten te laten wat ik nog steeds binnen hield. Ik was daar 20 jaar geleden al mee begonnen. Nu is het tijd om de vergeten stukjes lucht te geven.
Jawel, ik zal wel aardig zijn voor dat kleine kind.