waarom ik saaie boeken lees

“Waarom lees jij saaie boeken?” vroeg iemand mij laatst.

Ik had daar eigenlijk geen goed antwoord op, maar nu weet ik het.

Een mooi boek is wandelen, een spannend boek is fietsen, en een film is auto rijden.

Een saai boek is in het gras zitten, en de grassprietjes bestuderen.

Een saai boek neemt de tijd voor dingen waar je anders aan voorbij gaat. Al die kleine details die het moment tot het moment maken. Het is alsof mijn hele lijf mee doet. Ik weet niet hoor, maar het voelt alsof mijn ademhaling trager wordt, mijn bloed langzamer gaat stromen. Zoiets.

Maar meer nog dan dat is er de herkenning, en meer nog dan de herkenning is er de toestemming.

Het is een ode aan het nutteloze.

Er huist in mij zo’n grote liefde voor het nutteloze. En nu ik die saaie boeken lees merk ik pas hoeveel ervan ik heb weggedrukt.

Al die gedachten die ik overal over heb, die ik binnen houd, en vaak zelfs helemaal geen aandacht geef. Als die gedachten kom ik nu uitvoerig tegen in die saaie boeken.

“Op zoek naar de verloren tijd” van Proust is niets anders dan een aaneenrijging van dat soort gedachten en gevoelens. Balsem voor een drukke ziel.

En nu lees ik “Der Zauberberg” van Thomas Mann. En ook daar mag ik eindeloos ronddwalen in gedachten over van alles en nog wat.

Met terugwerkende kracht komen al die gedachtenkronkels van mezelf weer voorbij.

Ik heb last van ze gehad. Ik heb me er voor geschaamd. Ik heb ze binnen gehouden, opgepropt in een la in mijn hoofd; nieuwe gedachten hard aanduwend, omdat ze anders niet meer pasten.

Nu haal ik ze tevoorschijn. Ik strijk ze vlak, leg ze neer, en kijk er naar.

Eenvoudig, of zo gelaagd en recursief als een werk van Escher.

Ze zijn van een niet te vatten schoonheid.

Ik heb ze lief.

Door saaie boeken te lezen ga ik achteruit in de tijd bij mezelf naar binnen, en sta ik mezelf alsnog toe.

Daarom lees ik saaie boeken. Omdat een plot bij zoiets moois alleen maar in de weg zit.

 

 

Ik heb me nodig

Ik maakte deze deal.

Ik weet dat heel weinig mensen op links klikken. Rechts ook niet, trouwens. Dus ik zal heel even kort uitleggen wat de deal was. (Je mist dan wel de fijnere nuances!)

Ik zou loslaten krampachtig te doen over geld. Ik zou doen wat goed was. (Goed voor mij en goed voor de wereld). Ik zou op komen dagen, en doen wat ik kon. Ik zou niet in de kramp schieten over geld. Ik zou vertrouwen.

Niet vertrouwen is me verbinden aan specifieke uitkomsten. En dan teleurgesteld worden als die uitblijven.

Dat loslaten, daar ging de deal eigenlijk om.

Er zijn inderdaad mooie dingen op mijn pad gekomen. Ik ben erg gelukkig.

Maar dat geld, d.w.z. die baan (ik heb besloten dat ik geen ondernemer ben) laat dus nog even op zich wachten.

En dan is het soms even lastig om niet in de kramp te schieten. Om niet heel hard te hopen op die specifieke uitkomsten. Want als dat en dat . . . dan zou . . .  En dan waren alle zorgen in één klap voorbij. Soms zit ik even in zo’n draaikolk.

Soms in nu.

En nu heb ik even heel hard vertrouwen nodig. Een arm om me heen, en een stille stem die fluistert: “het komt goed!”

Ik denk dat ik weer even met mezelf moet gaan praten. Ik heb me nodig.

Dat bedoel ik!

Dat bedoel ik!

riep ik, midden in een gesprek met een vriendin.

En dat was opmerkelijk, want ze zei iets dat tegenovergesteld was, van dat wat ik net gezegd had.

Ergens anders in datzelfde gesprek leerde ik van haar iets wat ik al wist. Gelukkig riep ik toen niet, “Ja ,dat weet ik!” Gelukkig besefte ik toen direct dat wat ik er over leerde een hele nieuwe dimensie betekende van iets dat ik al veel vaker was tegen gekomen.

Wat ze me leerde was dat het denken zo snel kan zijn dat je dingen kan zeggen zoals:

“Dat bedoel ik!”
of
“Dat weet ik!”

terwijl je zelf nog niet bent aangekomen op die plek.

Wat ik al wist was dat iets snappen niet hetzelfde is als iets voelen.

Wat ik níet wist, was hoe dat denken jou voor de gek kan houden. Wat ik niet wist, was hoe dat denken jou ook het gevoel kan geven dat je het helemaal doorgrond.

Dat ligt ten grondslag aan mijn uitspraken “Dat bedoel ik” en “Dat weet ik”.

Vroeger zei ik dat soort dingen om de haverklap. En nu begrijp ik waar ze vandaan komen. Ze komen voort uit hersens die iets horen dat ze onmiddellijk kunnen plaatsen. Hersens die een opmerking meteen van alle kanten bekijken, en zien dat die opmerking als een puzzelstuk past in alles waar ze al eens mee gestoeid hebben.

En een ego dat daarop meteen beslist dat die opmerking er altijd al geweest moet zijn.

En zo berooft het ego je van die hele nieuwe dimensie die voor je open gelegd wordt.

Want als je het toch al wist, dan heb je niks nieuws te leren, of te ontdekken.

Ik dacht dat ik dit allemaal al wist, dat ik me er niet meer schuldig aan maakte.

Tot het moment dat ik gisteren heel hard: “Dat bedoel ik!” riep.

over proactief zijn en andere flauwekul

Het was denk de eerste training die ik ooit kreeg.

Mensen zijn erg beïnvloedbaar bij hun eerste trainingen, ik vraag me af of trainers daar wel voorzichtig genoeg mee zijn

Ik was dus erg beïnvloedbaar, en ik heb me van alles laten aanleunen. Over wat goed was en wat niet.

Reactief was niet goed bijvoorbeeld. Proactief. Dat moest je zijn!

Dit was in de tijd van “Niet morgen maar nu!”, later werd dat “Dromen, durven doen”. Veel is er niet veranderd.

Ik heb dus een proactief jasje aangetrokken. Verantwoordelijk voor mijn eigen geluk, the road least taken, uit de box, uit de comfortzone . . . alle tegeltjes heb ik braaf geslikt.

En nu pas mag ik van mezelf weer lekker reactief zijn, en ik vind het heerlijk.

Dat pro-actief scheppend bezig zijn was één van mijn grote worstelingen toen ik mijn theater maakte. In mijn eentje, in mijn hoofd bedenken wat ik allemaal ga doen op dat podium. Gekmakend, vond ik het.

Hoe anders is het op de Vallei. Daar is het vooral een kwestie van reageren op wat zich aandient. Daar is het een kwestie van beschikbaar zijn, met heel mijn wezen. Daar is Zijn belangrijker dan Doen. (Nee! geen tegeltje van maken. Lees hem alleen in deze context, alsjeblieft.)

Nu krijg ik heel erg de neiging om een alinea te beginnen met “Natuurlijk…” waarin ik uitleg dat ik daar ook lessen voorbereid. Maar die alinea zou een verontschuldiging betekenen.  Een ontkrachting van wat ik daarvoor vertelde over het belang van beschikbaar zijn.

Laat ik dat nou eens niet doen.

Laat ik het lef hebben om het daar bij te laten: het gaat meer om wie ik ben, dan om wat ik doe.

Want die voorbereiding is mijn leven. Alles wat ik meemaak, alles wat ik hoor en lees, alles wat ik binnen laat komen en daar zijn werk laat doen. Dat ben ik.

Ik durf nu eindelijk te vertrouwen dat dat genoeg is.

Want precies dat vertrouwen maakt dat ik een vijver ben. Waarin de ander zich kan spiegelen, én in kan duiken.

Dat is mijn rol op de vallei. Niet die van de bedenker van leuke lessen. Dat laatste hoort bij de rol die ik ooit ten onrechte aangetrokken heb, die proactieve rol. Ik kan die rol rustig afleggen, want als ik niet hoef, bedenk ik toch wel weer wat leuke lessen hier en daar.

En dan de verhalen.

Nog steeds wil ik graag verhalen vertellen. Maar heel misschien betekent deze ontdekking dat ik de verhalen niet moet bedenken, maar dat ik de verhalen moet zijn.

 

 

 

druk hebben, druk zijn, mijmeren en vertrouwen (en nog steeds geen goede titels kunnen verzinnen)

Ik heb het druk.

En dat is fijn. Want de “ik-doe-niet-genoeg” knaagde twee jaar lang.

Dat was al beter dan de  “ik-doe-niet-waar-ik-bedoeld-voor-ben-knaag” van de jaren daarvoor, maar toch.

En nu knaagt er niks. Daar is ook helemaal geen tijd voor. Ik slok bijna elk moment op.

Maar ik mis de mijmer.

Dus was het erg fijn om in Zeeland te zijn.

DSCN6040

 

Ik vind mijn nieuwe ritme wel weer.

Want ik heb het wel druk, maar ik ben niet druk.

Ik ben wel vol.

Nu nog vertrouwen dat ik de goede vorm vind, om het er weer uit te laten stromen.

Mijn moment 2014

6 oktober.
Toen zat ik er helemaal doorheen.

Een jaar lang heb ik geprobeerd bezoekers naar mijn theatervoorstelling te krijgen. Met weinig resultaat. Ik twijfelde al lang aan mijn marketingvaardigheden, maar nu ging ik ook twijfelen aan mijn voorstelling zelf. Ik had mooie recensies. Was dat dan alleen maar omdat mensen me zo dapper vonden dat ze niet iets anders durfden zeggen? Die twee die dat wel durfden bleven branden in mijn hart.

Ik ging schrappen en schaven. Dat leverde wel iets op, maar zorgde ook voor nieuwe onzekerheden. Op het podium nog twijfelen aan de toevoeging die ik bedacht speelt natuurlijk niet zo lekker.
Ik probeerde open podia uit. Dat is geen plek voor de tender-harted. De enige zalf op de open wonde was dat ik kon bedenken dat mijn stuk niet geschikt is voor zomaar een argeloze bezoeker, want te veel diepgang. Ja, buiten mezelf zoeken. Soms is de pijn te groot om iets anders te kunnen.

Op 6 oktober had ik een afspraak met Bregje Bullens. Ze heeft theaterregie gestudeerd. Misschien kon zij me helpen om wat meer lucht er in te brengen, iets vrolijks. De lucht liet me ademen, en de adem bracht verdriet. Eindelijk durfde ik te voelen, de pijn toe te laten.

Toen pas voelde ik wat ik het hele jaar al wist. Bewust onbekwaam heet het, maar ze zeggen er nooit bij hoe dat voelt. Ik voelde alles wat ik nog moest leren. Ik voelde die paradox, waar ik al een heel jaar lang mee worstelde, tot in mijn tenen: dat ik meer stevigheid nodig had om losser te worden.

Ik trok de stekker er uit. Niet uit mijn droom, maar wel uit mijn plannen.

Tijd om terug te trekken. Ik lik nu mijn wonden. Ik doe energie op, in een prachtige omgeving, de Vallei, een democratische school. Onderwijs zoals onderwijs hoort te zijn. Ook voor mij. Want ik leer van de kinderen, die zo mooi primair zijn in wat ze nodig hebben. En bij die kinderen herontdek ik de speelse creativiteit in mezelf.

En ik vertel. Elke week vertel ik op die school, een raamvertelling waarin ik dingen verwerk die afgelopen week speelden. Zo slijp ik aan mijn vaardigheden.

Wat een prachtige plek om te zijn, die Vallei. Ik hoop vreselijk dat ik daar een salaris kan verdienen. Met dat salaris wil ik in alle stilte cursussen volgen. Om bewust bekwaam te worden. Om stevigheid te krijgen. En dan ben ik terug.

En die Vallei, die houd ik!

Ik sluit dit jaar met volle tevredenheid af. Ik heb meer gevonden dan ik verloren heb. En dat wat ik verloor was niet eens van mij.

Ik ben geen beelddenker

Ik ben geen beelddenker.

Tenminste dat dacht ik, toen ik er voor het eerst iets over hoorde. Want ik hield zo van taal en taalgrapjes.

Ik ging meer lezen over beelddenken. Ik las over het verschil met sequentieel denken,

heel kort door de bocht: het hele plaatje zien tegenover stap voor stap denken

en ik ontdekte dat ik dat sequentieel denken juist helemaal niet snap. Hoe kun je nu een volgende stap zetten als je geen overzicht hebt?

dat is waarom ik ooit dacht dat Prezi dé oplossing was. Dat geeft de mogelijkheid om vanuit een overzicht te werken. En vervolgens is dat domme prezi weer geheel lineair. Je kunt niet springen van de ene plek naar de andere. Je kun alleen vooruit en achteruit. Welke idioot heeft dat bedacht?

Vanaf die tijd weet ik dat ik beelddenk.

Voorbeeld.

Mijn zoon heeft scheikunde gestuurd en werk gevonden. Hij mag onderzoek doen, en knutselen in een lab. Dat vind hij leuk, zelf dingen maken en uitproberen. De eerste paar dagen was daar natuurlijk nog geen sprake van. Inlezen, kennismaken en dat soort gedoe. Deze week zei hij blij: “Morgen ga ik het lab in.”

Ik krijg dan meteen beelden. Je kent die films wel waarbij de hoofdpersoon zijn ‘ding’ voor het eerst doet. Strakke muziek en de beelden even strak door elkaar gesneden. Zo’n beetje als het knutselen van the A-team, of het “I got the power!” uit Bruce Almighty.

Zo zag ik Dion het lab in wandelen.

Dat soort beelden zijn er bij mij vrijwel altijd. Direct.

Ik denk dus beeld.

Maar ik ben géén beelddenker.

Ik ben Jacob Jan.

 

 

soms wil ik de zaal uit rennen

Ik ben zo vaak in gedachten dat de hele wereld mij ontgaat. Eén indruk is stof genoeg voor een halve dag. Dus al die andere indrukken mis ik dan.

Ik kan niet goed multitasken, zodat er koude koffie en andere half afgemaakte dingetjes in huis zwerven.

Weinig opmerkzaam vind ik mij, en ik koppelde dat tot voor kort aan ongevoelig.

Gisteren schreef ik al over dat anders-denken stukje (dat woord hoogbegaafd ligt me nog steeds niet lekker). Vandaag sta ik even stil bij de hooggevoeligheid.

Ik voel te veel, en kennelijk is het mij gelukt om dat uit te schakelen. Het laatste jaar laat ik meer toe, en dat is behoorlijk verwarrend.

Ik was laatst bij een lezing waar ziektes in voor kwamen, en ik voelde me opeens heel erg ongemakkelijk. Ik zat midden in het publiek, en kon niet weg, maar dat had ik graag gewild. Een bijzondere gewaarwording voor mij, dat ik fysiek voel dat ik een ruimte uit moet.

Ik voel steeds vaker tranen. Niet van verdriet, maar van ontroering.

Nou ja, ook van verdriet.

Heel langzaamaan begin ik het piekeren in te ruilen voor het voelen. Niet zonder strijd. Want ongemak voelen is niet iets wat me goed af gaat. Helemaal niet omdat het zo makkelijk weg te drukken is met een fijn potje piekeren.

Ik heb er wel eens les in gehad, in voelen. Dan werd ik vanuit mijn angst naar dat gevoel begeleid, en dan bleek dat best mee te vallen.

Maar soms valt het gewoon niet mee. Soms is het ongemak zo groot dat ik de zaal uit wil rennen. En wat doe je dan als de hele wereld de zaal is?

 

 

 

Dit gaat niet over hoogbegaafdheid

Je zit in een grote collegezaal.

De docent doceert, en stelt af en toe controlevragen, die de hele zaal door middel van hand-op-steken beantwoordt.

Iedereen geeft het verkeerde antwoord.

En de docent rekent het verkeerde antwoord nog goed ook.

Niet één keer, maar voortdurend.

 

Wat doe je?

Stem je mee met het kudde volk?

 

Het was een psychologie experiment dat ik ooit tijdens mijn studie zag. De testpersonen gingen stuk voor stuk mee stemmen met de verkeerde antwoorden.

Wat dom, dacht ik.

Ik had niet door dat ik precies hetzelfde aan het doen was.

Al jaren.

En ik zou het daarna nóg jaren doen.

 

Gisteren was ik op een open dag bij Feniks Talent, een organisatie die getalenteerde drop outs begeleidt.

Ik hoorde de verhalen,

en herkende meer dan me lief was.

De laatste twee jaar ben ik aan het ontdekken dat ik niet te weinig voel, maar te veel (als ik het toe laat).
Dat ik geen sukkel ben maar misschien juist te slim.

Hooggevoelig, en hoogbegaafd. Beladen woorden die ik liever niet gebruik, maar god, wat herken ik veel.

En wat heb ik me verstopt.

Ik heb zelfs in mijn eigen vermommingen geloofd.

 

Ik red me wel nu.

Ik leer opnieuw voelen (en merk dat ik veel meer grenzen over ga dan ik voor mogelijk hield.)

Ik leer opnieuw mijn eigen antwoorden geven.

 

Maar wat nu als het leven harder terug slaat?

Ze komen uit het hele land naar Feniks. Het ligt niet handig, daar onder Eindhoven, maar ze hebben er de reis voor over. Het is kennelijk hard nodig, die begeleiding.

En dat is dus nog maar het topje van de ijsberg.

Want aan mij heeft de omgeving nooit iets bijzonders gemerkt, anders dan dat ik in meerdere banen mislukte. Niet zo veel aan de hand dus, maar echt productief ben ik in mijn werkzame leven tot nu toe niet geweest.

 

Als je denkt dat passend onderwijs het antwoord is,

denk nog eens.

Hoe kan onderwijs passend zijn als alle verschillen die we aan de toegangspoort toestaan, bij de uitgangspoort weggewerkt moeten zijn?

 

Hoe lang gooien we nog geld levens weg?

pikorde

“Jij durft niet je piemel te laten zien!”

Nou durfde ik als klein jongetje een heleboel niet: niet tot helemaal boven in de boom, niet van garagedaken afspringen,

maar een piemel laten zien, dat was toch zo eenvoudig als wat?

En kennelijk had ik er succes mee, want er kwamen kreten, aanmoedigingen en nieuwe uitdagingen.

Over je vingers plassen en aflikken.

Ook daar had ik geen problemen mee, het smaakte net zo zout als uit je neus eten.

Wereldvreemd was ik.

Ik vermoedde wel dat piemels-en-zo verboden terrein waren, maar ik snapte het niet. Geen idee waarom iedereen daar zo moeilijk over deed.

Ik dacht dat het stoer was om iets verbodens te doen, dat het zoiets was als belletje trekken.

Ik had geen flauw benul van taboes.

En ik dacht dat ik de held van de dag was.

Want ik had ook geen flauw benul van de machtsspelletjes die er gespeeld werden. Al was ik onbewust wel zo slim om het bij die ene keer te laten.

Pas toen het echt niet meer anders kon, ben ik de regels van het spel gaan leren. Gesnapt heb ik ze nooit. Het was een kwestie van heel goed afkijken, en vooral heel voorzichtig zijn.

Toen intimiteit een rol ging spelen, kreeg het piemel-en-zo taboe een waarom. Daar kon ik wel iets mee. Ik snapte nu waarom ik mijn piemel niet meer wilde laten zien. Dat wil zeggen, ik voelde het. Ik ontdekte, nu bewust, het wezenlijke verschil tussen durven en willen.

Als je van taboetje breken een spelletje maakt, schieten we er niets mee op. Dat voegt alleen nog maar mee regels toe.

Taboetje breken is geen echte openheid creëren.

De echte openheid kom van mensen die zich in alle kwetsbaarheid laten zien.

Zoals dit blog en dit blog en dit blog en dit blog en dit blog , en dit blog nou ja, zo kan ik nog wel even doorgaan.

Allemaal blogs van mensen die zichzelf bloot geven zonder exhibitionisme.

Aan die mensen heb je écht wat.

Het zijn allemaal mensen waardoor ik ook mezelf durf te laten zien.

Mensen waardoor ik geleerd heb dat het juist mijn kracht is, dat ik de regels niet snap, de regels zonder waarom.

De regels mét waarom, zijn de regels van het leven zelf. Die hoef je niet te snappen, die kun je voelen.

De regels zonder waarom staan echt in hun nakie.

Dat zijn de keizers zonder kleren.

Dus ik laat die regels nooit meer in de weg staan bij het maken van echt contact.

Mijn piemel krijg je niet te zien.

Mij wel.

Mijn kracht, mijn onzekerheid, mijn fouten, mijn kronkels,
mijn uit de blog vliegen, mijn onhandigheid en dus ook mijn pracht.

Met dank aan mijn medebloggers.