
Het was precies wat ik dacht, daar hadden ze helemaal gelijk in. Maar dat kon ik natuurlijk nooit met goed fatsoen toegeven.
De eerste zin van het rapport van het “bureau voor studiekeuze onderzoek”, loog er ook niet om.
” Wij denken dat Jacob Jan in eerste instantie afwijzend zal reageren als wij hem adviseren om een technische studie te kiezen.”
en wat te denken van:
“Hij komt ons voor als iemand die naar een adres zoekt, in de verkeerde stad. Zijn ongetwijfeld goede bedoelingen om anderen te willen helpen, kan hij niet waarmaken, omdat hij nog te veel met zichzelf bezig is.”
Landmeetkunde, adviseerden ze note bene. Land – meet – kunde. Op een HBO, want ik had dan wel VWO, maar ik was te snel afgeleid om een pittige studie te kunnen volgen.
Was ik zo kwaad omdat het waar was, of omdat het zo verdomd denigrerend was?
Techneuten waren nerds, en nerds waren gek, eind jaren zeventig, en niet ’te gek’. Cool bestond nog niet, laat staan een coole nerd.
Techniek werd het dus zeker niet. Wageningen University heette toen nog Landbouwhogeschool, en had een breed vakkenpakket, waaronder landmeetkunde, maar ook psychologie en sociologie. Een perfect compromis.
Maar ja, met een compromis vind je geen baan. Zeker niet in de crisis van de jaren ’80. Dus kwam ik in een omscholingstraject terecht: informatica, dé mode in die tijd.
Als je denkt dat ik hierdoor alsnog de techniek in dook, weet je nog niet hoe koppig ik ben. In dat traject zat namelijk ook een training sociale vaardigheden. Dat was een eye opener voor een student die wel heel sociaal kon praten, maar vooral ook heel sociaal onhandig was.
Als iets voor jezelf een reuze ontdekking is, betekent dat nog niet dat jij degene bent die dat allemaal direct aan iedereen moet doorgeven. Maar dat wist ik nog niet, en dus werd ik trainer. Autodidact, want ook toen waren er al zelfhulpboeken zat.
Nog steeds wilde ik de wereld verbeteren. Ik zag dat veel mensen hun worsteling met het leven, soms al vanaf hun kindertijd met zich meedroegen. Ik kreeg zelf kinderen, en zag dat op scholen de eigenheid van een kind niet echt werd aangemoedigd. Daar lag de echte uitdaging.
Toen het arbeidsbureau (waar ik sollicitatietrainer was), zijn eerste stap zette op weg naar de repressieve uitkeringsfabriek die het UWV nu is, greep ik mijn overtolligheid aan om de Pabo te gaan doen.
Dat pedante toontje in de zin hierboven, dat was dus ook de houding waarmee ik die Pabo ging doen. Ik zou ze wel eens laten zien hoe je kinderen kon uitdagen, en hoe je ze ruimte gaf om zichzelf te kunnen zijn. Per slot van rekening kon ik dat in mijn trainingen ook. Toch?
Als in een echte Grieks tragedie zag ik de tekenen aan de wand te laat, omdat ik mijn trots mee de klas in had genomen.
In die trots zat een heel klein jongetje verstopt. Het jongetje dat geen nerd durfde te zijn, omdat hij er anders niet bij hoorde. Dat kleine jongetje keek vanachter de trots verschrikt naar alles wat er in een klaslokaal gebeurde.
Het herkende de pikorde in de klas, de benauwde strakke, structuren van de school, regels en lesmethoden, die alle originaliteit doodden. Het zag de leerlingen die er aan en onder gingen, en het voelde opnieuw zijn eigen pijn.
Sommige van die leerlingen kon ik bereiken, als leraar. Die leerlingen voelden zich gezien, bloeiden op. Maar ik kon ze onvoldoende bieden.
Want tegen de pikorde en de structuren was ik machteloos, omdat mijn eigen oude angst in alle hevigheid terugkeerde, en me volledig lam legde.
In die tijd ontdekte ik voor het eerst dat ik misschien niet alles hoorde, maar dat was niet de reden dat het mis ging. Mijn doofheid zou later mijn redding worden, niet mijn ondergang. Nee, die ondergang groef ik zelf.
Ik kon gewoon geen orde houden. Zo noemde ik het niet, want geen orde kunnen houden was voor mij net zoiets als ‘nerd’ genoemd worden. Daar zat te veel schaamte op, en pijn. Hoe ik het ook noemde, ik werd bang voor de dynamiek van de klas.
Op de terugweg van mijn eerste baan, zat ik vaak huilend in de auto, van onmacht.
De onmacht werd frustratie.
De frustratie kon ik niet buiten het klaslokaal houden. En zo werd ik de leraar die ik juist niet wilde zijn.
Ik zag het in de ogen van de leerlingen: “Jij ook? Jouw start beloofde iets anders.”
In al mijn wanhoop ging ik op de slimme en brave leerlingen steunen. Tot mijn grote schrik, besefte ik te laat dat zíj juist van míj verwachtten dat ik ze zou afschermen van het gedoe in de klas, zodat ze eindelijk aan leren toe konden komen.
Ze hadden zo groot gelijk. Het lag ook zo voor de hand, en ik had het niet gezien. Omdat ik bezig was mezelf staande te houden.
Ik zat in de spagaat. Ik, die wist hoe het beter moest, kreeg niet eens de meest basale dingen voor elkaar.
Het duurde even voordat ik doorhad dat ik op zoek was naar een adres in de verkeerde stad.
“Je kunt toch niet bezig blijven met verkeerde steden?” dacht ik koppig: “Dit is nu al de zoveelste. Ik moet toch ergens een keer mijn koffers kunnen uitpakken?”
Met veel verdriet, gedeukte trots, en een flinke knauw in mijn eigenwaarde vertrok ik toch uit onderwijsland. Mislukking, was het stempel dat ik in mijn paspoort zette.
Voor leraren die het wel kunnen: én structuur bieden, én het kind achter de leerling zien, én alle regels zo buigen dat de kinderen er niet al te veel last van hebben (en toch de inspectie een kluif kunnen toewerpen waar ze op kunnen kauwen), voor die leraren maak ik een diepe, hele diepe buiging.
Ik dook mijn oude baan als trainer in. Want voortdurend op de achtergrond, was dit simpele en benauwende feit: ik ben kostwinner. Er moet brood op tafel.
Terug in ’trainerstad’ ontdekte ik dat ik in een dorp thuis hoor.
Ik sprak met mijn bange kind. Toneel spelen, wilde het, verhalen vertellen. Anderen laten zien wat hij alleen kon zien. En ja, daar was hij ook bang voor, maar samen met mij durfde het kind dat wel aan.
Bang ben ik nog steeds, heel erg bang soms (er moet nog steeds brood op tafel), maar ik woon nu in een dorp, waar ik iedereen ken, en dat geeft moed.
Dit is de geschiedenis van de Bruyn, leraar maatschappijleer, die optreedt als figurant in mijn theater.
Dat was in 2005.
Inmiddels heb ik de Vallei ontdekt. Een heel mooi dorp in onderwijsland waar ik me thuis voel.