interessant verhaal over autisme, maar ik werd afgeleid door het patroon van de vloerbedekking

Dit wordt geen verhaal over het al dan niet plakken van etiketten.

Ik luisterde naar een verhaal van iemand met Asperger.

Ik ga niet zeggen dat Autisme, ADD en ADHD niet bestaan, dat het allemaal ligt aan onze drukke samenleving.

En ik ga ook niet zeggen dat ik zo veel herken. Want daarmee ontkracht ik dat verhaal. Daarmee bagatelliseer ik het werk dat deze man elke dag verzet om zich staande te houden.

Want dat doet hij razend knap. Hij is innemend, sociaal, heeft leuke onderkoelde humor, en is ongelofelijk (h)eerlijk zichzelf.

En ik leerde.

Over hem, én over mezelf.

Eerst over hem.

Hij vertelde bijvoorbeeld dat hij er last van had, om in een gebouw te zijn waar alles scheef is. (We zaten in het ROC gebouw in Nijmegen.) Hij kan dat wegdrukken, maar dat kost hem dus energie.

ROC-Nijmegen

Wat ik prachtig vond waren de tekeningen die hij liet zien. Tekeningen die hij maakt om de chaos in de wereld in zijn hoofd weer even op een rij te krijgen.

“Als iedereen op de camping na het tent op zetten het zwembad in dook, moest ik eerst altijd alle caravans tekenen. Dan pas kon ik het zwembad in.”

Heel veel respect voor deze man die zo knap zichzelf kan zijn.

En dat we even vaststellen dat ik daar niks aan af doe. Niet politiek correct niet, maar heel erg gemeend niet.

Ik van hem veel geleerd. Over Asperger.

En over mezelf.

Want nu ga ik het toch doen. (sorry)

Zeggen dat ik het me zo goed kan voorstellen.

Nee fout. Ik kan dat niet voorstellen. Niet in die mate. 

Wat ik moet zeggen is dat hij, door zo dapper zichzelf te zijn, in mij, mijn eigen kleinere gektes ruimte geeft. Waarbij ik me er van bewust ben dat dit van een andere orde is.

Maar ik leer ze door dit verhaal beter waarderen, die eigen gektes.

Eigen ordening aanbrengen, bijvoorbeeld (Nee ik ben niet netjes. Mijn ordening slaat nergens op, voor de buitenwereld.)

Het geeft mij weer ruimte om wat liever voor mezelf te zijn.

Want ik heb ook wel wat ’tics’

De avond ging niet alleen over autisme, maar ook over ADHD en ADD.

Nog meer herkenning.

Zo is daar het tiebelen.

Zo werd ik tijdens het praatje vreselijk afgeleid door het patroon van de vloerbedekking. (Tapijttegels die rechthoekig zijn, niet vierkant dus,  en die om en om staand en liggend waren gelegd. Maar het verschil tussen hoogte en breedte was zo minimaal, dat het even duurde voordat ik zag waar het in zat, dat vreemde patroon. Ik ging me voorstellen hoe dat gelegd werd, kon maar net de neiging bedwingen om op te staan, om te zien hoe dat aan de rand dan opgelost werd.)

Ik kreeg het bijna niet voor elkaar om stil te blijven zitten op mijn stoel.

Ik begon me te ergeren aan iemand die alleen maar vragen stelde om te laten zien dat hij er ook veel over wist. (ja dat heb je ook, zeg je, maar ik kreeg daar nu onrust van in mijn lijf, en dat was nieuw voor mij.)

En na twee uur informatie zat ik zo vol dat ik naar buiten moest.

Dus zonder af te doen aan echte ADD, ADHD, en autisme . . .

..want, nogmaals, dat is echt wat anders …

Ik heb daar wel wat kernmerken van meegekregen. ADD bestond nog niet. Maar als ik alle lijstjes zie, scoor ik hoog. Ik hoef de diagnose niet. Dat is een heel persoonlijke keuze.

Maar ik heb dus wel een heel leven lopen compenseren. Niet zo zwaar, maar toch.

Ik mag dus wel wat minder veeleisend zijn voor mezelf.

Net zoals iedereen wat meer zichzelf zou mogen zijn.

Ja, jij ook.

Met je eigenaardigheden.

Het mag.

En hoe meer jij mag, hoe meer ik mag, hoe meer we allemaal mogen.

Ik wens ons die ruimte van harte toe.

 

En nu weer even terug.

Want uit de reacties merk ik dat ik toch een beetje het verhaal van de man met asperger af heb afgenomen.

Duss  . .

Als je écht ADD, ADHD, Asperger hebt. Dan is dat meer dan een beetje last van dingen.

Dan is dat levenwijzigende invloed.

Dan ben je er niet met wat kleine aanpassingen.

Dat kun je nooit af doen met: “dat heb ik ook wel eens” .

Het feit dat ik van hem geleerd heb, wil niet zeggen dat  ik op hem lijk.

 

Johannes

Mijn andere naamgever. Jan is afgeleid van Johannes.

(Lees hier over Jacobus)

Er zijn minstens drie Johannesen. Misschien meer¹, ik ben niet zo’n bijbelkenner. Ik ben een beginner.

Johannes de doper.

Johannes de evangelist (één van de vier)

Johannes van de openbaringen.

Wat hebben ze alle drie gemeen?

De ‘bezetenheid’.

Johannes de doper trok de woestijn in en at sprinkhanen met honing.

Johannes de evangelist is de meest mystieke van de vier evangelisten.

Johannes van de openbaringen lijkt wel een slechte trip gehad te hebben.

Allemaal roeren ze iets aan dat buiten het verstand om gaat. Ze zijn ook allemaal behoorlijk one-track minded, alles of niets.

Vorige week schreef ik dat ik schommelde tussen zelf het heft in handen nemen en de overgave.

Jacob was degene die het heft in handen nam, en Johannes is dus degene die zich overgeeft aan het hogere.

Ik las het al, ooit, ergens: In de bijbel is je naam je programma.

Jacob Jan

Voor het eerst ben ik blij met het feit dat ik een dubbele naam heb. Ik vind het boeiend om te laveren tussen deze twee.

Mooi dat mijn Jacob me met beide voeten op de grond houdt, en dat mijn Jan me open laat staan voor wat van boven komt.

Ik zal ze geen van beiden loochenen.

 

¹  Het blijken er minder te zijn. Zie reacties.

Ze waren er toch een beetje bij

Wat een verschrikkelijk cliché.

Maar elk cliché verandert in iets levends als het je aanraakt.

Ze waren er toch een beetje bij, mijn ouders gisteren.

In de zaal zat veel vroeger.

Mijn buurmeisje uit Beetsterzwaag, uit mijn Jip en Janneke tijd, zeg maar.

Mijn twee broers.

Vrienden van mijn ouders.

Jan, uit Wageningen, mijn oude studentenflat.

Maar mijn ouders zijn al dood, en konden niet komen kijken.

Ik geloof niet in een hemel, als een soort balkon waarop mijn ouders zaten mee te kijken.

En toch waren ze er. Mijn moeder die altijd uitgesproken trots was op haar kinderen (letterlijk, dank mam, dat je het zo vaak hardop zei). En mijn vader die voor mij als kind al een theater voor me bouwde.

 

DSCN1095

Jacob

DSCN2349
Visioen na de preek (detail), van Gauguin

 

De Jacob uit de bijbel is voor de helft mijn naamgever.

Via mijn familie, dat wel. Ik ben naar mijn beide opa’s genoemd, en niet rechtstreeks naar een bijbels persoon.

En toch past die Jacob goed bij me.

Wat ik zo mooi vind aan de bijbel zijn de verschillende manieren waarop de mensen omgaan met dat wat groter is den henzelf. (In de bijbel heet dat grotere: God.)

Abraham gehoorzaamt, zonder vragen. (Maar onderhandelt vervolgens stevig, om de mensen uit Sodom en Gomorrah te redden.)

Jona, loopt in eerste instantie weg, als hij geroepen wordt.

Mozes protesteert, en wil eerst het naadje van de kous weten voordat hij in actie komt.

En Jacob?

Die wacht niet tot hij geroepen wordt. Hij gaat zijn levensopdracht halen. Hij steelt hem met list en bedrog uit handen van zijn oudste broer.

Dat lijkt op mij.

Ik heb ook niet de rust om te wachten op mijn roeping. Ik ben steeds bezig die roeping zelf vorm te geven.

Al die banen die het net niet waren, daar ben ik in gestapt alsof ik er door geroepen werd. Mezelf voor de gek gehouden? Misschien.

En hoe zit het met dat theater dan?

Goede vraag.

Dat theater voelt goed. Geen twijfels. (Nou ja, behalve de eeuwige twijfel of ik goed genoeg ben.) Ik ga die weg verder op. Goed is iets dat je ook kunt worden.

Maar het is tegelijk een weg waarvan ik niet weet waar die uit komt.

Ik wil de bestemming open houden. Hoewel ik dat niet kan. Hoewel ik dat misschien zelfs niet eens wil.

Dat is mijn worsteling met God. Opnieuw net als Jacob, die worstelde letterlijk met God (of een engel, afhankelijk van de interpretatie van de tekst).

Mijn worsteling is dat ik me graag, heel Zen-achtig, over zou willen geven aan dat wat op mij pad komt, maar dat ik het tegelijkertijd helemaal niet kan. Ik steek elke keer mijn eigen plannetjes, en mijn ideeën over hoe het dan wel moet gaan, tussen de spaken van het levensrad.

Dat is mijn strijd, mijn weg. Een pad dat slingert tussen overgave en strijdlust.

“Waarom?”, vraag je je misschien af. “Maak je eigen weg! Creëer je leven. Zonder dat vage gedoe over bestemming.”

Nou, vanwege dat mezelf voor de gek houden. Ik kan tamelijk kort door de bocht ergens enthousiast over zijn en dan doordrammen tot ik het heb. Gevaarlijk korte-termijn-duiveltje, is dat. Weet je nog die banen, die het net niet waren? Dat dus.

Nee, ik geloof niet in lotsbestemming. Ik geloof wel in open staan voor dingen die groter zijn dan jezelf. Omdat jezelf soms een iets te beperkte blik heeft.

(Die drammer in mij heeft ook een functie trouwens. Hij heeft een plekje gekregen in dit verhaal)

Ik ga volgende week eens kijken hoe Johannes daar mee om gaat. Want dat is mijn andere naamgever.

 

 

 

 

 

De rust en de kracht vinden in de zachte bries

lichteninhangen

Een voorstelling met drempels, en onverwachte momenten in de aanloop.

Eerste verrassing: Ik speel in de grote zaal (300 stoelen) in plaats van de kleine (35 stoelen).

Dat ervaar ik direct als een cadeautje. (dat er een heel klein hoopje publiek zit in die ruime jas, vind ik minder erg)

Een mooie vloer. Als ik daar loop zakt mijn spanning weg (Ja, die had zich toch weer aangemeld, die spanning.)

Maar dan lees ik in de mail dat mijn schrijftolk er niet bij kan zijn. Vanwege familieomstandigheden. En terecht. Daar moet ze zijn. Dat is belangrijker dan welk theater ook.

Goed.

En nu.

Ik doe wat pogingen om schrijftolken te benaderen, maar het is te laat. Geen schrijftolk.

Ik word weer rustig. Ik ga gewoon mijn theater beginnen met uitleggen. Vragen of de ringleiding voldoende compenseert. En dan pas echt starten. Dat kan. Vierde wand herstelt zich wel weer.

Intussen verder met het licht. Want al eerder deze week werd duidelijk dat mijn lichtontwerper (Bob de Roos) er niet bij kon zijn. Hij heeft alle instructies doorgemaild naar Selwyn, de technicus van het theater.

Die is hard aan de slag met inhangen van de lampen. Maar dan moeten we de licht-doorloop doen. En omdat ik de technische termen niet ken, en zelfs niet precies meer weet wanneer welk licht aan moet, is het nog flink puzzelen. Daarbij moet ik steeds vragen, “is dit paars?” Want ik ben kleurenblind.

In kikker deden de techneuten en Bob het samen, en eigenlijk hoefde ik alleen te zeggen of het goed was. Ik had ook geen tijd om me daar beter in te verdiepen, want ik moest ook nog een repetitie met de tolken doen. Maar nu wreekt zich dat ik te weinig kans heb gehad om me te verdiepen in de techniek. Het blijft natuurlijk mijn verantwoordelijkheid.

Goede les.

Bij deze nog een keer bedankt Bob en Selwyn, want uiteindelijk hebben jullie er weer een mooi plaatje van gemaakt.

Maar de stress, die helemaal weg was, begint een beetje terug te komen.

Iets in mij wil even wegkruipen.

Net als Elia.

Ja hoor eens, wel bij de les blijven. Het is zondag, en dan doe ik een preek. Vandaar de Elia.

Elia is een ouderwetse profeet. Zo eentje die met God praat. Zo eentje die met heuse wonderen werkt.

Maar als het allemaal niet lekker gaat, kruipt hij weg in een grot. (Ja bijbelkenner, eerst een struik, maar uiteindelijk beland hij in een grot).

Hij wil er mee ophouden. Maar dan vraagt God. “Elia, wat doe je hier?”

En op die roep komt Elia naar buiten.

Dat stuk waar God langs komt is poëtisch, en veelzeggend.

En daar kwam de HEER voorbij. Er ging een grote, krachtige windvlaag voor de HEER uit, die de bergen spleet en de rotsen aan stukken sloeg, maar de HEER bevond zich niet in die windvlaag. Na de windvlaag kwam er een aardbeving, maar de HEER bevond zich niet in die aardbeving. Na de aardbeving was er vuur, maar de HEER bevond zich niet in dat vuur. Na het vuur klonk het gefluister van een zachte bries. Toen Elia dat hoorde, sloeg hij zijn mantel voor zijn gezicht. Hij kwam naar buiten en ging in de opening van de grot staan, en daar klonk een stem die tot hem sprak: ‘Elia, wat doe je hier?’

Zo was het bij mij ook.

Geen grootse dappere beslissing om alle tegenslag tegemoet te treden met strijdlust.

Geen donderend besef dat ik mijn verantwoordelijkheid moest pakken.

Geen vuur van binnen dat van binnen brandde om mijn beste beentje voor te zetten.

Gewoon een hele kalme beslissing om het te gaan doen.

Zoals het nu is.

Een beslissing om straks het publiek uit te leggen waarom er geen schrijftolk is, en om ze te vragen wat ze nodig hebben.

En het werkte.

Ik heb weer lekker gespeeld. Sommige dingen beter gedaan dan in Utrecht. Andere dingen iets minder. Maar ik heb alles gegeven, en ik was er weer zelf bij. Het was goed.

En dan achteraf nóg een les. Ook een waar ik niet meer van in paniek raak, maar die ik wel mee neem.

De batterij van mijn microfoon was leeg, ruim 10 minuten voor het einde.

Les 1. elke voorstelling een nieuwe batterij.

Les 2. vanaf nu, mag publiek een gil geven bij haperende techniek. Ik ga dat zeggen. Ik kan die onderbreking opnemen in mij  spel. Het leven is theater, toch?

 

 

 

hoe de pijn geschilderd werd

Hij schilderde zo mooi.

Plaatjes waren het, zijn schilderijen.

De mensen werden er blij van.

En toen kreeg hij genoeg van de zoetigheid, en begon hij met het schilderen van de lelijkheid.

Maar zelfs dat werden prachtige schilderijen.

“Kijk hoe mooi de lelijkheid kan zijn”, riepen de mensen.

De mensen voelden zich getroost. Maar de schilder was ontevreden. Hij wilde de lelijkheid in al zijn lelijkheid laten zien.

Hij maakte donkere abstracte werken, maar daardoor kreeg hij nóg meer succes. En hoe meer succes hij kreeg, hoe verder zijn doel verwijderd leek.

Hij wilde pijn schilderen, maar zodra de verf het doek raakte verdween de pijn.

Hij stopte met schilderen, en de pijn groeide. De pijn werd zo groot dat hij niet meer verdween, zelfs niet toen hij zijn kwasten weer op pakte.

En zo smeet hij eindelijk zijn diepste pijn het doek op.

Hij schilderde door toen het donker werd, zonder de lampen in zijn atelier aan te doen.

Tegen de ochtend, werd hij langzaam licht.

Hij gooide een doek over het schilderij en viel in een diepe slaap, werd pas wakker toen het weer donker was. Met een roller witte verf dekte hij de pijn toe.

De volgende dag schilderde hij over de witte verf heen, zijn laatste werk. Een primitief tafereel met de zoete kleuren uit zijn begintijd.

En niemand kon begrijpen waarom juist dit liefelijke werk de toeschouwer zo aan het huilen maakte.

 

 

 

 

 

 

in gesprek met mezelf

Hee, mezelf …

-ja?

Ik zit een beetje in de knoei.

-Toch niet met mij, hoop ik?

Nee, niet met jou, met meze.. oh eh ….

– ah, je bent er. je bent in gesprek met mij. Echt in gesprek. Dat is goed, want het heeft even geduurd. Waar was je mee bezig?

Met mijn verantwoordelijkheden. Die oppakken. Alles goed willen doen.

-en toen vergat je om er plezier in te hebben?

Ja. Dat komt door die zware verantwoordelijkheden die ik nu voel.

-en wie heeft jou wijs gemaakt dat verantwoordelijkheid en plezier elkaar uitsluiten?

Nou, kijk. Ik voel gewoon de druk

– Ah. Die druk. Naar wie moet je eigenlijk die verantwoording afleggen?

Naar mijn publiek natuurlijk. Die hebben recht op ..

-die hebben vooral recht op een Jacob Jan die lekker in zijn vel zit, denk je niet?

-Dus even opnieuw. Naar wie moet je eigenlijk die verantwoording afleggen?

Naar al die stemmen die zeggen dat ik hard moet werken. Dat ik nu wel leuk mijn baan op kan zeggen, maar dat dat niet betekent dat ik kan flierefluiten.

-Ah, die oude. Waarom is die terug? Waarom wordt het nu spannend? Denk je dat er een vonnis geveld gaat worden?

Nou, ik moet die zalen vol. Dat wel of niet lukken voelt als een vonnis. Ik moet de sterren van de hemel spelen. Ze moeten het geweldig vinden, niet zomaar een beetje aardig. Dat voelt ook als vonnis.

– Lieve jongen, wie is hier aan het vonnissen?

– Juist, jijzelf. Laat je mij ook even meebeslissen? Ik ben ook jezelf. Het is goed.

Maar ..

– Het is goed punt.

Maar ik kan beter.

– De enige manier waarop jij beter kunt, is je plezier terug vinden. En om je plezier terug te vinden moet je je vertrouwen terug vinden. Ik ben je vertrouwen. Je hebt me gevonden.  Het feit dat je nu met tranen in je ogen zit te tikken is genoeg bewijs, dunkt me. Geef je over. Je staat zo strak. Laat los, en voordat je gaat roepen dat dat een cliché is: NOU ÉN!

-rechts van je staat het knopje publish, nee niks geen ge-schedule. Gewoon op drukken. Ja, die tweet mag morgen.

 

 

 

 

 

 

Een kort verhaal over alles

Voelen was alles voor hem, maar hij mocht nergens aankomen.

Hij was jong, en wist niet dat hij veel meer voelde, dan alleen maar met zijn handen. Hij wist niet dat wat hij voelde, soms van anderen kwam. Van volwassenen bijvoorbeeld. Dat was verwarrend, omdat wat hij voelde vaak niet klopte met wat hij zag en hoorde.

Dat was in de tijd dat hij nachtmerries had.

Toen hij groter werd kwam het denken, en het denken kon hij sturen. Hij stuurde weg van zijn gevoel.

Hij werd stiller, omdat zijn denken niet meer in woorden paste.

School werd een soort inburgeringscursus. Hij leerde de gewoonten en gebruiken van het land dat hij niet wilde betreden, maar waar hij onherroepelijk naar toe werd gezogen. Wie in de trechter zit, kan er moeilijk nog uit. Er zat een bepaald soort verwrongen logica in wat hij leerde. En toen hij die eenmaal doorhad werd dat zijn taal.

Maar hoe goed hij er ook in werd. Steeds hoorde men aan zijn accent dat hij anders was.

Dat was zijn tijd in niemandsland.

Tot de pijn te groot werd om te negeren.

Dat was de tijd dat hij ’s nachts stil huilde.

De pijn leidde hem terug naar het voelen. Het denken schudde hevig.

En toen kwam de tijd dat denken en voelen samen woorden vonden, en een lijf om ze mee uit te drukken.

 

 

Fuck de romantische komedies. Zo simpel ligt dat niet !

Alweer gebeurt het dat ik tijdens het schrijven van een blogpost een vraag oproep bij mezelf.

Gisteren schreef ik dat mijn kinderen me hebben geholpen bij het houden van mezelf.

En hoe zit het dan met mijn vrouw? Daar was ik toch verliefd op? Die houdt toch van mij? Waarom heb ik haar liefde niet gebruikt om van mezelf te houden?

De waarheid is dat ik mijn vrouw heb gevonden in een periode dat ik niet zo vreselijk van mezelf hield. Niet zo’n goede basis om van de ander te houden zoals die is. Mijn energie ging denk ik meer uit naar het idee van haar, en naar het idee dat ik had van het idee dat zij van mij had. In plaats van tevreden zijn met wie ik was, ging ik mijn best doen te zijn wie zij wilde dat ik was. En ik vermoed andersom. 

En dan zijn daar de kinderen. Genoeg afleiding om niet meer stil te staan bij dat soort dingen. 

En nee. Niks neprelatie. Niks valse, schone schijn. Zo simpel ligt dat niet. Fuck de romantische komedies! S. en ik waren in die tijd verbonden in onze gezamenlijke liefde voor de kinderen.  Een sterke band. Een liefdesband.

Maar ja. Intussen wel angels in elkaar steken. De ander verantwoordelijk maken voor je zelfwaardering. Onuitgesproken afdwingen naar elkaar. Patronen die zo strak geweven zijn, dat ze moeilijk te ontwarren zijn.

Met dat ontwarren zijn we nu bezig. Dat kost tijd. Prima. Die tijd hebben we. We kiezen voor elkaar.

(We hebben inmiddels een ontroerende sorry naar elkaar toe uitgesproken. Eentje die mij in mijn hart raakte.)

En S. springt mee met mijn sprong. Hoe mooi is dat? (Nee ze vind het niet fantastisch. Ze vind het vooral eng. Maar ze springt.)

De werkelijkheid is minder simpel dan de zelfhulpboekjes. Maar de werkelijkheid is wel veel waardevoller.

 

 

hoe mooi lastige mensen kunnnen zijn

Ontdekking van mij uit 1998.

Daarvoor gaf ik (voor het arbeidsbureau) trainingen sociale vaardigheid aan afgestudeerde Wageningers. Enthousiast volk, altijd leuk.

Maar toen ging ik in Den Bosch sollicitatietrainingen geven. Aan mensen die al heel lang een uitkering hadden. Ze kwamen daar niet omdat ze wilden. Ze waren daar omdat ze moesten. Lastig volk.

Lastige mensen

Ze hadden het opgegeven. Sommigen zelfs op advies van het arbeidsbureau zelf. Een man vertelde  dat hij twee jaar geleden nog om hulp had gevraagd. Hij had te horen gekregen dat hij maar een hobby moest zoeken, of een hond moest nemen tegen de eenzaamheid. “En nu moet ik van dat zelfde arbeidsbureau verplicht meedoen met een sollicitatietraining, en zit mijn hond alleen thuis, die blaft vast de hele middag. Krijg ik weer ruzie met de buren.”

Dit was 1998. De arbeidsmarkt trok aan, en de politiek had beslist dat iedereen weer mee moest doen.

Hij was niet de enige die die er niets in zag, in die sollicitatietraining. Ik zag overal zware moedeloosheid. Een vrouw had alle doosjes pillen voor zich uitgestald die ze moest slikken voor haar kwalen. “Wat moet ik nou nog?”

Voor het eerst had ik een lastige groep voor mijn neus, in plaats van een enthousiaste.

Een groep die totaal niet wilde.

De weerzin was compleet. En dat is mijn geluk geweest, denk ik. Anders was ik in de val gelopen om met een enthousiast “kom op! iedereen kan als hij wil!” er tegen in te gaan.

In plaats daarvan heb ik de trainingsdoelen aan de kant gezet. Ik ben gaan luisteren naar de verhalen. Mensen die weg wilden heb ik gevraagd deze eerste bijeenkomst even af te wachten.

Prachtige mensen

Na de eerste bijeenkomst besloten ze allemaal te blijven. Omdat ze elkaars verhalen zo mooi vonden.

Ik ook. Het waren verhalen waardoor mijn respect voor deze mensen groeide. Wat hadden ze veel meegemaakt. En wat zag ik daar sterke mensen zitten.

Mensen die zich op hun eigen manier door tegenslagen hadden gevochten. Mensen die tegen de klippen op hadden gezorgd dat hun kinderen goed terecht waren gekomen.

Iemand die wat klusjes deed voor een voetbalclub, en intussen de voetballende jeugd opvoedde. “Want sommige jonge trainers hebben geen vat op ze”.

Een vrouw die niet alleen haar schoonmoeder op de gesloten geriatrische afdeling eten gaf, maar ook alle andere bewoners maar even hielp.

Prachtige mensen.

Sinds die groep heb ik nooit meer een lastige groep gehad. Sinds die groep zie ik overal mensen die ik bewonder. Als ik maar de tijd neem om ze te leren kennen. In mijn werk kan ik dat. In alle andere situaties leer ik dat steeds beter.

Wat ik nodig heb is ruimte.

Dat is wat er nodig is om het prachtige te kunnen zien.

Dat is wat we allemaal nodig hebben om ons prachtige zelf te kunnen zijn.

 

En de wil van anderen om het te kunnen zien, hoor ik iemand zeggen.

Die wil is er.

Ook die heeft ruimte nodig.