De Jacob uit de bijbel is voor de helft mijn naamgever.
Via mijn familie, dat wel. Ik ben naar mijn beide opa’s genoemd, en niet rechtstreeks naar een bijbels persoon.
En toch past die Jacob goed bij me.
Wat ik zo mooi vind aan de bijbel zijn de verschillende manieren waarop de mensen omgaan met dat wat groter is den henzelf. (In de bijbel heet dat grotere: God.)
Abraham gehoorzaamt, zonder vragen. (Maar onderhandelt vervolgens stevig, om de mensen uit Sodom en Gomorrah te redden.)
Jona, loopt in eerste instantie weg, als hij geroepen wordt.
Mozes protesteert, en wil eerst het naadje van de kous weten voordat hij in actie komt.
En Jacob?
Die wacht niet tot hij geroepen wordt. Hij gaat zijn levensopdracht halen. Hij steelt hem met list en bedrog uit handen van zijn oudste broer.
Dat lijkt op mij.
Ik heb ook niet de rust om te wachten op mijn roeping. Ik ben steeds bezig die roeping zelf vorm te geven.
Al die banen die het net niet waren, daar ben ik in gestapt alsof ik er door geroepen werd. Mezelf voor de gek gehouden? Misschien.
En hoe zit het met dat theater dan?
Goede vraag.
Dat theater voelt goed. Geen twijfels. (Nou ja, behalve de eeuwige twijfel of ik goed genoeg ben.) Ik ga die weg verder op. Goed is iets dat je ook kunt worden.
Maar het is tegelijk een weg waarvan ik niet weet waar die uit komt.
Ik wil de bestemming open houden. Hoewel ik dat niet kan. Hoewel ik dat misschien zelfs niet eens wil.
Dat is mijn worsteling met God. Opnieuw net als Jacob, die worstelde letterlijk met God (of een engel, afhankelijk van de interpretatie van de tekst).
Mijn worsteling is dat ik me graag, heel Zen-achtig, over zou willen geven aan dat wat op mij pad komt, maar dat ik het tegelijkertijd helemaal niet kan. Ik steek elke keer mijn eigen plannetjes, en mijn ideeën over hoe het dan wel moet gaan, tussen de spaken van het levensrad.
Dat is mijn strijd, mijn weg. Een pad dat slingert tussen overgave en strijdlust.
“Waarom?”, vraag je je misschien af. “Maak je eigen weg! Creëer je leven. Zonder dat vage gedoe over bestemming.”
Nou, vanwege dat mezelf voor de gek houden. Ik kan tamelijk kort door de bocht ergens enthousiast over zijn en dan doordrammen tot ik het heb. Gevaarlijk korte-termijn-duiveltje, is dat. Weet je nog die banen, die het net niet waren? Dat dus.
Nee, ik geloof niet in lotsbestemming. Ik geloof wel in open staan voor dingen die groter zijn dan jezelf. Omdat jezelf soms een iets te beperkte blik heeft.
(Die drammer in mij heeft ook een functie trouwens. Hij heeft een plekje gekregen in dit verhaal)
Ik ga volgende week eens kijken hoe Johannes daar mee om gaat. Want dat is mijn andere naamgever.
Hmm, her kennelijk. Veel 🙂 dat door drammen en ingrijpen in het vanzelf helemáál.
Fijne zondag!
Tot nu toe geloof ik nog steeds dat ik verder nergens in geloof. Ik voel me als neergeworpen in een brede rivier waar ik de ene keer wat beter opgewassen ben tegen de stroming dan een andere keer. Maar waar het eindigt is me altijd duidelijk geweest. Bij die grote waterval waarvan je dan weer niet weet waar die in uitkomt. Totdat je over de rand gaat…
Mooi beschreven, die worsteling tussen je overgeven aan God en je er zelf mee bemoeien. Is ook niet gemakkelijk om daar een weg in te vinden…..De ontdekking van de hemel van Mulisch heeft een soortgelijk thema.