Mijn twee grootste fouten als vader

Ik heb prachtkinderen.

We hebben dus vast iets goed gedaan.

Opvoeden vind ik een groot woord. Ouder zijn, gebruik ik liever (als zelfstandig naamwoord, dan).

Dat houdt ook niet op, fijn.

En dat ouderen hebben we allemaal op gevoel gedaan. Met vallen en opstaan, zonder er te veel over na te denken.

En toch dacht ik laatst na over mijn blunders als vader.

Dat zit hem niet in die losse aanpak. Die is juist goed gegaan, denk ik.

Nee, ik heb als ik zo terug kijk twee grote fouten gemaakt. Twee dingen die ik anders zou doen als ik het over mocht doen.

Ongeduld en onzekerheid.

Ongeduld. Te veel met mijn eigen dingen bezig. Waardoor ik soms kortaf en zelf boos reageer. Soms niet genoeg zien dat ik de pret bederf, als ik genoeg heb, door wil, klaar ben, te moe ben. Ik ben vooral toen ze klein waren veel te boos geweest. (“Dat kun je nu nog hoor!” Hoor ik de kinderen al roepen. Oké ik doe het nog.)

Onzekerheid. Waardoor ik te strak gespannen sta. Omdat ik graag een goede vader wil zijn, en het me te snel aan trek als mijn kinderen een keer kort door de bocht reageren. Als ik écht geraakt wordt, reageer ik heel kinderachtig met een soort “Ik doe het ook nooit goed” reactie.

Ik ga me daar zelf niet voor op mijn kop zitten. Ik vind dat ik het aardig gedaan heb, en nog steeds doe.

Ik ben vooral tevreden met de ruimte die we ze geven. Zelf laten ontdekken of dat kan: een weekend vlak voor een belangrijke proefwerkweek met drie vriendinnen naar Rock am Ring, bijvoorbeeld. Omdat ze al haar spaargeld daar voor over had. (Ja, het kon. Goede proefwerkweek geweest)

Die fouten vergeef ik mezelf dus maar.

En heel langzaam groei ik.

Laat ik deze fouten achter me.

En ben ik klaar voor een paar nieuwe.

ik ben het soort vader dat . . .

Ik ben het soort vader dat

– niet graag afspraken maakt op avonden en in het weekend, omdat dan de kinderen thuis zijn.

( toen ze nog klein waren vond ik elke avond dat ik ze niet naar bed kon brengen – en voorlezen! – een verloren avond )

– heel trots is dat zijn kinderen nog speels zijn

– een grenzeloos vertrouwen heeft in zijn kinderen

– geniet van de keuzes die zijn kinderen maken, en het plezier dat ze uit het leven halen

– niet alleen zielsveel van zijn kinderen houdt, maar ze ook geweldig leuk vindt

– kan foeteren op zijn kinderen, dat ook ja

– soms met zijn hoofd ergens anders is, en datums mist, maar nooit afwezig is bij belangrijke gebeurtenissen

– soms moppert als hij ze god weet waar vandaan moet halen, maar dat toch met liefde doet

– vader zijn, helemaal boven aan zijn lijstje mooiste-dingen-op-de-wereld heeft staan, op de eerste, tweede en derde plek

– soms onhandig reageert, en daar zichzelf hard voor op zijn donder geeft

– veel te veel uit de losse hand vadert, maar gelukkig de kinderen heeft die dat aan kunnen, en het gaat goed omdat hij samen oudert met de allerbeste moeder

– geniet, geniet en nog eens geniet van zijn kinderen

Dat maakt me allemaal een heel doorsnee vader, maar ook heel erg gelukkig.

 
De kinderen zijn groter nu  Dion (’91), Teske (’93), Fenna (’96), Wies (’98)

 

DSCN1072

DSCN1068

 

Ik heb kinderen met humor:

Ik mijmerde over de tijd dat ze nog kadootjes maakten op de basisschool, en over de tijd dat ik zelf een absbak (!) maakte van klei, en een dasophanger voor mijn vader.

En dit lag vanmorgen op mijn bordje.

 

DSCN1075

 

(ik heb het concept van deze post gejat van Elja)

En deze kreeg ik op vaderdag 2014

DSCN4390

kinkhoest, angst en compassie

Toen Fenna een paar maanden oud was kreeg ze kinkhoest.

Het was 1996, en er was een kleine epidemie maar dat wisten we pas later, Fenna was een van de eersten. Achteraf gezien waren Teske en Dion waarschijnlijk ook meer dan heel erg verkouden.

Het ging niet goed met Fenna, en de huisarts verwees ons naar het ziekenhuis.

Gelukkig was daar een moderne begrijpende arts.

“Ik kan wel een lijst met vragen afgaan, maar jullie kennen je kind goed, dus als jullie nu eens beginnen met te vertellen wat je op valt.”, en daarmee nam hij Fenna en ons heel serieus. Hij was ook degene die op het idee van kinkhoest kwam.

Fenna werd ter observatie en om aan te sterken opgenomen Ze werd aan een zuurstofmeter gelegd, saturatiemeter, heette het, een apparaat  dat aan haar kleine vingertjes werd vastgemaakt en dat begon te piepen als ze zuurstoftekort kreeg. Zolang ze het zelf kon redden hoefde ze niet aan de beademing, vertelde de kinderarts.

Ik bleef die nacht bij haar.

Niet geslapen, want ik was ongerust. Fenna rochelde en piepte. Als ze in een hoestbui bleef ging ook het apparaat piepen. Twee verpleegkundigen kwamen binnenstormen, haalden Fenna uit haar bedje en tikten onder tegen haar voeten om de ademreflex weer op gang te brengen.

De aanvallen kwamen vaker en duurden steeds langer naar mijn gevoel. Ik legde Fenna niet meer terug in bed en hield haar in mijn armen. Ze kreeg een hoestbui en bleef er weer in, ik tikte zelf tegen haar voetjes, maar Fenna bleef slap in mijn armen hangen. Veel te lang. De verpleegkundigen kwamen binnen, maar ik wilde meer. Tikken tegen het voetje deed ik zelf al, en dat was niet genoeg, ik wilde Fenna aan de beademing. Ik wilde haar terug, voor ze te ver was. Ze zeiden dat de arts zou komen. Fenna bleef intussen slap. En toen opeens hapte ze lucht. Het was een minimale pruttel, maar ze was bij me terug.

De zaalarts kwam, en begon met vertellen dat Fenna net iets gekregen had, en dat hij nog even wilde afwachten of dat aan zou slaan. Toen keek hij naar mijn gezicht.
“Daar wil je niet op wachten hè?”, zei hij. Ik schudde nee. En zo zat ik met Fenna in de ambulance naar het Radboud, het academisch ziekenhuis waar ze aan de beademing kon.

Voorbij was het gevaar.

Fenna bleef daar nog een tijd. Klein hoopje aan slangetjes. De verpleegkundigen namen al onze vragen serieus. Legden alles uit. Nooit kregen we te horen dat we moesten wachten op de verklaring van een arts.

Deze vreselijke periode hebben we doorstaan door artsen en verpleegkundigen die ons serieus namen. Daar ben ik ze nog steeds dankbaar voor.

Ik schrijf dit op omdat deze blogpost van Elja ging over compassie bij artsen en verpleegkundigen, en het weer bij me boven bracht.

ode aan mijn kinderen

Ik werd getroffen door deze blogpost van Linda.

Wat is het als ouder soms vreselijk moeilijk om aan de zijlijn te staan, en toe te zien hoe je kind op zijn/haar eigen manier met het leven vecht.

Al mijn kinderen waren stille kat-uit-de-boom-kijkers. En wat heb ik mezelf vaak vervloekt dat ik geen steviger voorbeeld voor ze was. Want ik zag andere kinderen blaken van zelfvertrouwen, terwijl die van mij in een weerbaarheidsklasje tegen de klippen op hun best deden. 

Gelukkig heb ik ook altijd gezien hoe geweldig ze waren, en nog steeds zijn.

Ze hebben allemaal hun plek gevonden. Ze hebben allemaal hun leraar of lerares gehad die ze begreep, die ze hielp. Ze hebben uiteindelijk allemaal een vriendenkring gevonden waarin ze zichzelf kunnen zijn.

En wat ben ik trots op ze, want hoe verlegen ook, ze zijn allemaal erg dicht bij zichzelf gebleven.

Wat is het als ouder heelrijk om aan de kant te staan, en te zien hoe fantastisch je kinderen in het leven staan.

(typfout hierboven, ik wilde heerlijk schrijven. maar ik laat het staan, want heel rijk, klopt nog beter)

opvoeden (4)

aan Fenna (16jr)

Je bent op kamp nu. Ergens in een kano in Zweden.

Ik hoop dat je het goed hebt. Maar daar vertrouw ik op.

Vetrouwen.

Dat moet ik meer doen.

Herstel.

Dat ga ik meer doen.

Vertrouwen op jou.

Te vaak denk ik dat ik in mijn rol als vader iets moet doen, moet ingrijpen, moet waarschuwen.

En hoe meer ik zie dat je daar niet van gediend bent, hoe dringender die behoefte.

Vreemd.

Want wat ik meen te zien, is natuurlijk mijn eigen onzekerheid.

Ik herken zo veel

denk ik.

En daarmee schuif ik mijn eigen plaatje over jou heen

en zie ik jou niet meer staan.

Je hebt vast nog een hoop vaderfouten van me te goed

maar deze ga ik achterlaten.

 

Niet de muur afbreken, maar de muur zijn

Oh, wat is dat moeilijk.

Ik ben van het muren afbreken. Vrijheid, ruimte, jezelf kunnen zijn en zo.

Maar ja, ik ben ook vader.

En de vrijheid om weg te lopen voor lastige dingen is niet iets dat ik mijn kinderen wil aanleren.

Want je zelf zijn is ook: niet weglopen voor wat op je pad komt.

Mijn dochter heeft op dit ogenblik de neiging om weg te lopen, zich terug te trekken, zich af te laten leiden.

En ik snap dat heel goed.

Maar wat ze nu meer nodig heeft dan iemand die dat snapt, is iemand die haar confronteert. En beiden tegelijk kan ik niet, heb ik ontdekt.

Ik moet nu dus soms de muur zijn waar ze tegen aan loopt.

Oh, wat is dat moeilijk.

P.S.

Niet toevallig.

Ik lees deze dagen andere blogs, en vind dat ze hier mee te maken hebben:

De rug recht

Places that scare us

Mijmering

.. en ze is nog steeds enthousiast en impulsief :-)

DSCN3039

En een oud gedicht over oudste dochter. Gemaakt toen ze 5 was (1998). De foto hierboven is van 23-12-2013)

 

Als Teske klimt
en Teske valt
staat ze snel weer op
ze klimt opnieuw
en valt opnieuw
ze heeft een harde kop

zij gelooft niet dat elk gevolg
meestal een oorzaak heeft
alsof Teske de wereld steeds opnieuw beleefd

ze moet nog zo veel leren
de wereld is nog nieuw voor haar
ze is zich niet bewust van een gevaar

en als ik zeg dat mag je niet
ik waarschuw voor het laatst
ze doet het toch
en word ik boos
dan is ze heel verbaasd
zij gelooft niet in regels
dus ook niet in regelmaat
gisteren is morgen
’s morgenvroeg is ’s avonds laat

ze moet nog zo veel leren
de wereld is nog nieuw voor haar
ze is zich niet bewust van een gevaar

en daarom doet ze dingen
die ze anders niet zou doen
zij laat zich niet dwingen
niet door regels of fatsoen

verwachting en verwondering
staan op haar gezicht
ik gun het haar zo dat zij voor elk wonder zwicht

zij stoot nog heus
heel vaak haar neus
dat nemen wij voor lief

want bij alle lessen die ze krijgt
hoop ik dat zij zichzelf blijft

zo enthousiast
en misschien wat impulsief.

dit is geschreven als lied. op deze melodie:

[youtube http://www.youtube.com/watch?v=CRZdMq2ZF88&w=420&h=315]

#WOT 6 : Kapstok

zie voor uitleg en spelregels van #wot de website van Karin Ramakers.

Op onze kapstok hangen door de week 2 jassen minder.

Niet dat dat opvalt. Onze kapstok is een rommeltje: winterjassen, tassen, regenjassen, gymkjacks, vesten, gymtassen.

Die twee jassen zijn van onze oudste twee.  Die jassen hangen nu in Nijmegen en Zwolle. Ik mis ze, want het is stiller in huis.

Ik ben gek op onze kinderen:    Meer lezen over #WOT 6 : Kapstok

Slaapliedje

Nee wordt niet wakker, slaap maar lekker door.
Ik fluister lieve woordjes in je oor.
Ik zoek je knuffel, leg je dekens goed.
Dit moment is als het wezen moet.
Maar straks ga jij alleen de wereld in,
moet ik je laten gaan.
Je groeit zo vreselijk snel,
je speelt je eigen spel,
maar ik zal aan de zijlijn staan.

Ik kijk naar jou en zie mijn eigen angst.
En juist daarvoor ben ik het allerbangst.
Ik weet mijn lessen zijn de jouwe niet,
jij hebt ook recht op jouw verdriet.
Bij alles wat ik doe of laat voor jou:
te weinig en te veel.
Weet dat ik van je hou,
weet dat ik je vertrouw
weet dat ik ook je vreugde deel.

Nee wordt niet wakker, het is nog lang geen dag.
Geniet ervan dat jij nog dromen mag.
Als jij straks wakker wordt
en jij jezelf in het leven stort,
weet het is goed
dat jij doet wat je doet.

Maak je fouten voel je vrij.
Het is zoals mijn vader zei,
ik weet opeens,
dat geldt ook nog steeds voor mij.

 

 

geschreven voor mijn oudste zoon (toen 4), in 1995 .
En zelfs gezongen op een cabaretcursus. Op deze melodie: