Ik heb prachtkinderen.
We hebben dus vast iets goed gedaan.
Opvoeden vind ik een groot woord. Ouder zijn, gebruik ik liever (als zelfstandig naamwoord, dan).
Dat houdt ook niet op, fijn.
En dat ouderen hebben we allemaal op gevoel gedaan. Met vallen en opstaan, zonder er te veel over na te denken.
En toch dacht ik laatst na over mijn blunders als vader.
Dat zit hem niet in die losse aanpak. Die is juist goed gegaan, denk ik.
Nee, ik heb als ik zo terug kijk twee grote fouten gemaakt. Twee dingen die ik anders zou doen als ik het over mocht doen.
Ongeduld en onzekerheid.
Ongeduld. Te veel met mijn eigen dingen bezig. Waardoor ik soms kortaf en zelf boos reageer. Soms niet genoeg zien dat ik de pret bederf, als ik genoeg heb, door wil, klaar ben, te moe ben. Ik ben vooral toen ze klein waren veel te boos geweest. (“Dat kun je nu nog hoor!” Hoor ik de kinderen al roepen. Oké ik doe het nog.)
Onzekerheid. Waardoor ik te strak gespannen sta. Omdat ik graag een goede vader wil zijn, en het me te snel aan trek als mijn kinderen een keer kort door de bocht reageren. Als ik écht geraakt wordt, reageer ik heel kinderachtig met een soort “Ik doe het ook nooit goed” reactie.
Ik ga me daar zelf niet voor op mijn kop zitten. Ik vind dat ik het aardig gedaan heb, en nog steeds doe.
Ik ben vooral tevreden met de ruimte die we ze geven. Zelf laten ontdekken of dat kan: een weekend vlak voor een belangrijke proefwerkweek met drie vriendinnen naar Rock am Ring, bijvoorbeeld. Omdat ze al haar spaargeld daar voor over had. (Ja, het kon. Goede proefwerkweek geweest)
Die fouten vergeef ik mezelf dus maar.
En heel langzaam groei ik.
Laat ik deze fouten achter me.
En ben ik klaar voor een paar nieuwe.