Waarom je wel bij ons moet komen werken

Ik kom net van een live bijeenkomst van een facebookgoep.

We delen iets bijzonders met elkaar, we snappen elkaar, en toch was ik na een uur al weg. Dat komt vooral omdat ik te slecht hoor. We zaten binnen, en dan kan ik geen gesprekken voeren.

Toch zou ik twee jaar geleden gebleven zijn. De kans om mensen te ontmoeten waarbij je jezelf kunt zijn was toe te uniek geweest om te laten schieten. Ik zou daar elke druppeltje van hebben uitgemolken, ook al verstond ik niks. Nu was het goed zo. Ik heb ze live gezien en dat was genoeg.

Dat komt omdat ik verwend ben. Ik heb elke dag dat ik op school werk mensen om me heen bij wie ik helemaal mezelf kan zijn. Collega’s én kinderen. Ik was al bijna weer vergeten hoe uniek dat is.

Wil je werken in een fantastisch team? Solliciteer dan:

Hier is onze vacature

 

 

Waarom je niet bij ons moet komen werken

Heb ik wel eens verteld hoe moeilijk het is om bij ons op school te werken?

We vinden elke dag een wiel uit. En als je denkt dat het dan intussen wel op rolletjes loopt heb je het mis.

Er wordt aan alle kanten zo veel gevraagd. Of juist niet gevraagd. Tenminste niet expliciet.  Vermomde hulpvragen zat.

We doen zo veel dingen beter dan gisteren, maar morgen willen we weer 1000 dingen beter doen. Omdat het nodig is.

Het is nooit af. We krijgen het nooit voor elkaar: de perfecte leeromgeving, het perfecte systeem waarmee elk kind gezien wordt, en op tijd de juiste begeleiding krijgt.

We geloven niet eens in een perfect systeem. Elk kind is anders, elke dag is anders. Je weet het nooit, je ontdekt het ter plekke pas, en soms nét iets later.

Ik word er soms heel verdrietig van.

Daar moet je tegen kunnen.

Maar als je kunt accepteren dat je het nooit perfect kunt doen. Als je durft te genieten van alles wat er is, ook van je fouten . . .

dan is het wel de mooiste plek om te werken die ik ken. Ik word er namelijk altijd gelukkig van. (Dat verdriet hoor daar bij)

Word je onze collega?

 

 

Ik verloor mijn sleutels en zocht nieuwe

sleutel

Hilde is heel erg out of the box. En dat is mooi. Maar soms breekt ze zelfs door de dragende muren. En dat is lastig.

Waar ligt de grens? Wanneer concludeer je dat ‘het’ niet werkt? Wat mag je van een kind verlangen. Hoe kun je het zo ombuigen dat het voor iedereen veilig is?

We gaan ver en diep in dit proces, we zoeken de grenzen op. En aan de grenzen gebeuren mooie dingen. Het is ook heftig, spannend, verdrietig. Soms denken we dat we al over de grenzen heen zijn, aan beide kanten.

Zoekend, nog steeds zoekend naar een manier om in contact te blijven zocht ik naar iets symbolisch. Iets dat ons zou kunnen verbinden in situaties waarin we, Hilde, maar ik ook,  neigen tot afsluiten. Woorden zijn niet de beste instrumenten in die situaties.

Ik verloor mijn sleutelbos. Mooi symbolisch. Toen ik nieuwe sleutels liet maken herinnerde ik me een symbool dat ik lange tijd geleden gebruikte bij een verhaal dat ik vertelde: een ongeslepen sleutel.

Een sleutel die geen rafelrandjes kent, een sleutel zonder pieken en dalen, is waardeloos.

Ik kocht een blanco sleutel en een koord om hem aan te doen. Die zou ik Hilde geven, om haar te helpen herinneren dat ze er mag zijn, mét al haar rafelrandjes. In geval van een conflict zou dat misschien een handvat kunnen zijn.

En toen bedacht ik dat ik het verkeerd-om had.

Die sleutel moet ik zelf houden. Want ík ben degene die moet onthouden dat kinderen er mogen zijn, óók als er een conflict is. Ook als ze het nog niet altijd  aan kunnen om op een veilige manier op school te zijn. Hij zit nu aan mijn sleutelbos. Ik laat die morgen aan Hilde zien. En ik vertel haar dat ze er altijd naar mag vragen als ze het gevoel heeft dat ik haar niet zie. Om mij te helpen herinneren.

Dan gaan we samen op zoek naar iets dat Hilde kan helpen herinneren aan wat wij als school van haar nodig hebben. Het moet iets zijn dat haar kracht, en haar bijdrage aan school kan vertegenwoordigen. Ik heb nog geen idee wat het gaat worden. Ik vertrouw erop dat zich dat zelf gaat wijzen.

Ik wil samen met Hilde ontdekken dat het kan: helemaal jezelf zijn én in verbinding zijn met anderen.

Als het niet lukt, betekent dat niet dat er iets met Hilde is. Het betekent dat onze school niet de goede plek is. Geen enkele school kan een plek voor elk kind zijn. Daarom hoop ik dat er steeds meer verschillende scholen komen.

Maar voor nu ben ik nog niet klaar in dit proces.

passend onderwijs

 

N.B.  De naam Hilde is verzonnen, en ze is niet gebaseerd op één leerling.

Tranen

Ik heb bewondering voor mensen die in het openbaar kunnen huilen.

Ik doe het veels te weinig, zelfs als ik alleen ben.

En als ik dan de tranen voel prikken (ja dat gebeurt er als je niet vaker oefent, dan stroomt het niet zo lekker door), dan voel ik (eh . . ik wilde hier nog een woord toevoegen maar een punt is beter).

Voelen en verbinding.

Dat is waar tranen over gaan.

Dus wil ik vaker huilen. Als er in een gesprek tranen vloeien dan gaat het over wat ons het diepste raakt, en moeten we het daar niet wat vaker over hebben? Zou het niet fijn zijn als we dat even gewoon gaan vinden als lachen? Dat we niet meteen een troostend woordje hebben? En zelfs niet die hand?

Als we die hand wat vaker uitsteken, als we elkaar vaker aanraken, ook als die tranen er níet zijn, dan stelpt die hand geen tranen, maar dan laat die hand het leven juist meer vloeien.

Ik heb een vriendin en een collega-vriendin die het me kunnen leren. (you know who you are)

STAAN

“Ga nou eens STAAN!”
zeiden mensen soms tegen me.

Ze meenden het goed, en toch was ik niet blij met ze. Want het enige dat ik er in hoorde was dat ik het niet goed deed. En hoe kun je nu STAAN als je iets niet goed doet?

Nu snap ik het pas.

STAAN is voor mij alles van mezelf accepteren. En dus stoppen met verstoppen.

STAAN is aanwezig zijn in het hier en nu, in verbinding blijven, en niet gaan duiken in mijn duistere diepten.

STAAN is mezelf en jou vieren. Zelfs als we ruzie hebben.

STAAN is dat alles, zelfs als ik het niet weet en niet durf.

STAAN is me verontschuldigen voor mijn acties, niet voor mezelf.

STAAN is leven.

Ik sta.

zin maken

Ik kom een beetje in opstand kinderen verplicht aan dingen mee moeten doen die volwassenen voor ze bedenken.

Vooral als ik deze zinnen hoor of lees:

Het leven is ook niet de hele tijd alleen maar leuk.

 

Het leven is niet altijd maar leuk. Dat is helemaal waar. Maar kinderen verplicht mee laten doen met iets waar ze de zin niet van in zien, is niet de manier om ze dat te leren. Het leven schotelt ze de vervelende dingen toch wel voor. En juist dan kun je er voor ze zijn als leraar. Niet om het weg te troosten, maar om met ze te zijn, ze bij te staan in leren en ervaren dat dit er dus bij hoort, bij het leven. Daar heb je tijd en aandacht voor nodig. Alleen daarom al moet je het onderwijs niet volplempen met door volwassenen bedachte activiteiten.

Nooit meer gebruiken als excuus voor een verplichte aanwezigheid, dat ‘het-leven-is-niet-alleen-maar-leuk’ Vind een andere goede reden waarom kinderen mee moeten doen. En laat ze met rust als je die niet kunt vinden.

 

Zin moet je soms maken, het is niet anders.

Ook deze kan echt niet.  Soms moet je iets doen dat je niet leuk vindt. Klopt. Maar heeft een kind alsjeblieft het recht om het niet leuk te vinden, of stellen we een thought police in? En ja, een kind kán ontdekken dat iets waar hij eerst helemaal geen zin in heeft toch heel gaaf blijkt te zijn. Kán is hier het sleutelwoord.

leesplezier

 

Een kind van drie eet elke dag boterhammen met choco omdat ie dat lekker vind.

En dan het argument dat je kinderen niet zelf moet laten kiezen omdat ze dan . .  vul maar in. Iets dat niet goed voor ze is, in ieder geval. Want dat doen kinderen kennelijk het liefste: de dingen die niet goed voor ze zijn.  Daarom kun je maar beter voor ze kiezen, want wij wel wat goed voor ze is.

Kom op! Geef ze wat krediet. En geef ze de ruimte om dingen zelf te ontdekken en fouten te maken. Meer ruimte dan ze nu krijgen graag.  (Nee ik zeg niet dat je alle grenzen open moet gooien). Ga het proces met ze aan. Speel met de grenzen. Ja dat kost tijd. Ja dat levert heel veel gedoe op. Maar er wordt zo ongelofelijk veel meer geleerd. Door álle partijen. Stop met blind beslissen oor het kind. Stop met alle feiten voor willen zijn.  Durf samen te ontdekken.

feiten

 

Gooi de dooddoeners weg. Ga elke keer opnieuw de situatie aan. Geef het kind ruimte en laat je verbazen. En zorg er voor dat je waarom altijd duidelijk is. Oók als het is omdat-ik-het-zeg. Maar gebruik dit nooit uit luiheid, of omdat het nu eenmaal zo geregeld is.

 

Even voor de goede orde, dit zijn geen opvoed-tips. (Ik ga me niet bemoeien met hoe iemand zijn kinderen opvoed,)

Dit zijn tips voor scholen.

 

Oja, en ik zeg niet dat het makkelijk is. Het is moeilijk. Heel heel moeilijk. En je maakt fouten. Veel fouten. Maar het is het heel erg waard. Ik geloof dat als het NIET zo doet, je fouten by default maakt.

Alles én Niets

Ik ben er twee weken mee zoet geweest. In de vrije uurtjes, en tussendoor in mijn hoofd. Mijn bewerkingen voor het vertellen van de Gilgamesh, en een verhaal van Stephen King. Voor het vertelfestival op de Duivelsberg.

Ik ben er het weekend van te voren naar toe gereden om de sfeer te proeven. Ik ben er zenuwachtig voor geweest. Enhet heeft zich helemaal terug betaald. Gilgamesh ging goed. Ik weet ook hoe het beter kan. Dat is altijd zo als ik een verhaal voor de eerste keer vertel. Maar “N” van Stephen King ging beter dat goed. Alles wat ik bedacht had werkte. Het publiek deelde precíes mijn plezier in het verhaal.  Zelfs de dingen die ik op het laatste moment toe had gevoegd, werkten. Meestal denk ik dan achteraf: ‘had ik toch niet moeten doen’. Maar nu dus niet. Ik weet niet hoe ik het beter had kunnen doen.

Hard gewerkt en een geweldige pay off.

Maar tegelijkertijd, op dezelfde wereld maar in another universe:

Tussendoor, op dat vertelfestival heb ik veel tijd. Tijd om naar een verhaal van een collega te luisteren. Tijd om nog wat laatste dingen te bedenken en te oefenen. Maar ook tijd voor helemaal niks.

Alleen maar kijken.

Naar dit:

bomenrij

Zo veel niks en zo veel rust dat dat hele verhalen vertellen, de moeite daarvoor en het genieten daarvan niks te betekenen lijkt te hebben.

Lijkt. Ja.

Want het is allebei evenveel waard. Alles én Niets.

Ik was een held

Ik houd het nog steeds vol, fietsen naar mijn werk.

Bijna 7000 kilometer intussen, dit schooljaar. Bijna 300 uur fietsen, en heel veel liter water over me heen gekregen. Bijvoorbeeld vandaag.

Dat je de eerste kilometers denkt: “Het moet niet veel natter worden”, en dat je dan de volgende kilometers de geruststellende gedachte hebt dat het helemaal niet meer natter kan. En dat je weer een paar kilometer later er achter komt dat je het mis hebt. Want daar loopt het fietspad vlak langs de weg. Een weg met een hele diepe kuil, en één auto met perfecte timing. Door dat stortbad voelde ik dat er toch een paar plekken waren die tot dan toe nog niet nat waren geweest.

En ik heb het blijmoedig ondergaan.

Ik ben een held. Nou ja, geen echte. Maar ik verbeeld me voor het moment even dat ik een held ben. Dat heb ik nodig om die blijmoedigheid er in te houden.

En ik kan goed verbeelden. Al die jaren heb ik me zelf wijs gemaakt dat ik ‘het’ niet verdien. Wat het ‘het’ dan ook was. Die zelfde overredingskracht gebruik ik nu andersom. Het werkt. Ik was een held.

 

 

Blogvolgtip

Vandaag een blogvolgtip.

Niet alleen om jullie een plezier te doen. Deze blogtip geeft me meteen ook de kans om wat te roepen over dingen waar ik net te weinig vanaf weet om ze een eigen blog te geven. Maar in de schaduw van deze ode kan ik ze wel kwijt, vind ik. (En ja dat is een excuus om wat kort door de bocht te zijn. Gelukkig zijn er Jona’s die het wel zorgvuldig doen, maar nu loop ik vooruit op de zaken.)

Het blog waar ik het over heb is de Mainzer Beobachter van Jona Lendering.

Een geschiedenisblog van een betweter. Het soort betweter waar ik van houd, omdat ze beter weten én de argumenten geven. Kortom, er valt van ze te leren. En dat doe ik.

Ik houd er zelfs als Jona één van mijn lievelingsschrijvers op het gebied van geschiedenis (Tom Holland) compleet onderuit schoffelt.

Ik lees Tom Holland er niet met minder plezier om. Wel met meer slagen om de arm, en korrels zout. Jona laat je sowieso twijfelen aan alles wat er voorbij komt op het gebied van geschiedenis, en vooral de oudheid. En dat is goed.  Hij is een perfecte de-bunker, juist omdat hij er geen show van maakt. De waarheden die hij je voor zet zijn op zichzelf al show genoeg.

Fijn dat er mensen zijn die hun poot stijf houden, die niet mee huilen met de wolven in het bos. Die hun eigen zinnige weg gaan, en daarvan kond doen, met een minutieusheid waar ik alleen maar jaloers van kan worden.

Rots in de branding is hij.

En dat is nodig want die branding overspoelt zo’n beetje het hele internet.

En dan heb ik het over al die  pseudowetenschap die je overal tegen komt. Onzin die verlekkerd overal gedeeld wordt, want wat is nu fijner dan aan te tonen dat ‘de wetenschap’ het fout heeft?

Ik kan hem voelen die verlekkerdheid. Ik heb zelf de universiteit gedaan (Wageningen) en heb altijd een haat liefde verhouding gehad met wetenschap. Ik houd van twijfelen, het liefst aan alles. Ik krijg de kriebels van stelligheid, én van het keurslijf. Maar ik heb intussen ontdekt dat die kriebels niks te maken hebben met de wetenschap zelf. Dat is gewoon een slimme set afspraken waarmee we mooie dingen ontdekken. Niet eens een vastgeroeste set, want die wetenschappers zijn prima in staat om de afspraken aan te passen. (Ik heb het niet over de charlatans, die zijn er, ze zijn overal)

Het probleem zit niet bij de wetenschap. Het probleem zit bij de gebruikers. Dát zijn de mensen die er rare sausjes overheen gooien. Dát zijn de mensen die de wetenschap op een voetstuk zetten, omdat ze dat voetstuk nodig hebben om zichzelf te legitimeren.

Dát misbruik geeft jammer genoeg aan de pseudowetenschappers de ammunitie om de wetenschap mee onder vuur te nemen. En het zorgt voor het juichende en delende volk als er weer eens een wetenschappelijke theorie op de brandstapel wordt gelegd.

Pas nog zag ik een bericht over een wetenschapper die kon bewijzen dat God bestaat. Komt er vervolgens een heel vaag artikel over quantum- en snaardingessen, en dat de ontdekkingen de hele wetenschap op hun kop kunnen zetten. Poe hee. Nou! Weet je, ik vind het ook reuze interessant, maar ìk weet er net genoeg van om te weten dat ik er niks van begrijp. En ik word een beetje moe van mensen die een klok horen luiden en dan aan komen draven met een new-age klepel.

Wat al die mensen niet snappen is dat álle wetenschappers die vraagtekens zetten. Daar gaat het juist om in de wetenschap. Dat je altijd alles in twijfel trekt. Toen ik dat doorkreeg, in een les wetenschapsfilosofie, verminderde mijn weerstand tegen de wetenschap behoorlijk. De waarheid is geen absolute waarheid. Het is de beste verklaring tot nu toe. That’s all. Ik kreeg dat niet uitgelegd aan iemand die zich per sé wilde verkneukelen aan het bericht dat de zwaartekracht helemaal niet bestaat.

Daarom is het zo fijn als mensen zoals Jona Lendering terug schieten. Geduldig, en mét een goede uitleg.

Lees deze maar eens over de vrouw van Jezus.

Dank dat je er bent Jona.