De verzorgsters en verzorgers deden haar een beetje aan haar leerlingen van vroeger denken.
Ze waren zo jong. Ze zouden de kinderen van haar leerlingen kunnen zijn, nee wacht . . . ze moest even rekenen . . . ja, ze zouden zelfs de kleinkinderen van haar eerste leerlingen kunnen zijn. Makkelijk!
Mevrouw Draaier had haar huis vreselijk gemist die eerste maanden in de verzorgingsflat. Maar er had niets anders op gezeten na die beroerte. Haar spraak had ze met veel oefenen terug gekregen. Misschien was het feit dat haar lijf het niet overal meer deed, de prijs geweest voor die zwaarbevochten overwinning.
Mevrouw Draaier wist als geen ander dat het leven broos en brokkelig werd, en dat er stukjes af konden vallen.
De dood van haar man was het ergste geweest. Haar halve leven was uit haar borst gerukt, zonder verdoving. Pijn en leegte.
Toen de beroerte, bij zijn vertrek, toch stiekem een groot deel van haar zelfstandigheid, meegenomen bleek te hebben, was dat niet meer dan het volgende station geweest. Ze hoefde zich gelukkig niets meer van spoorboekjes aan te trekken, en ze reisde steeds lichter.
De meeste van haar boeken waren meegegaan naar de flat. Ze lagen nu in hoge stapels onder handbereik, rond haar lekkere stoel bij het raam; tussen de tijdschriften en kranten waar ze nog steeds op geabonneerd was. Ze had moeten glimlachen toen haar dochter met een vies gezicht gezegd had dat het wel een studentenflat leek.
En nu had ze van haar kinderen een e-reader gekregen. Een klein wonder was dat. Haar kleinzoon had voorgerekend dat er zo veel boeken op konden, dat de stapel naast haar stoel 75 meter hoog zou zijn. Het was vooral een fijn ding omdat het zo lekker vast hield, met haar moeilijke handen.
De tijdschriften en kranten verdwenen, toen ze zelf een I-pad kocht. Maar de stapels boeken, bleven stapels boeken. Ze wilde gewoon af en toe nog even kunnen bladeren, vooral in haar geliefde kunstboeken, en ze hoefde niet overal afscheid van te nemen, toch?
De verzorgingsflat stond pal aan zee, en mevrouw Draaier woonde op de bovenste verdieping. Vanuit haar lekkere stoel, keek ze eindeloos ver de zee over.
Ze had het zo kwaad nog niet, met haar boeken, en haar zee met wolkenluchten, en vooral met haar kleinkinderen die af en toe, uit school, bij haar langs kwamen, voor thee met een koekje, en voor haar verhalen.
En ze kwamen waarschijnlijk ook omdat kleinkinderen opbloeien, en groeien, onder de ongeremde trots die alleen grootouders kunnen uitstralen.
Zoals vroeger ook haar leerlingen groeiden onder haar aandacht.
Af en toe kwam ze nog wel eens een oud leerling tegen, als ze naar buiten kon, met haar rolstoel. Dat waren altijd hartelijke ontmoetingen. Ze had veel voor ze betekend, dat wist ze. Lichter reizen betekende ook dat je ballast, zoals valse bescheidenheid, weg kon gooien, en de spijt over wat er minder goed ging.
Ze had haar verstand nog, ze had haar geheugen nog. Het leven was goed, erg goed.
En ze had haar boeken.
Vijfenzeventig meter. Wat een gekkigheid, wie krijg dat ooit uitgelezen?
Er was geen reden om te klagen. Ook niet als de zeer jonge schoonmaaksters soms geen idee hadden hoe ze moesten stoffen. Zelfs niet als ze weer eens lang moest wachten, als ze bijvoorbeeld op de WC werd achtergelaten.
Ze leken zo op haar vroegere leerlingen. En ze deden zo hun best.
Dat betekende niet dat ze er niks van zei. Aan de schoonmaaksters kon ze nog wat leren, en het leuke was, ze namen het graag van haar aan.
Aan de verzorgsters kon ze ook nog wel wat leren. Bijvoorbeeld, dat ze best sorry mochten zeggen, maar dat ze zich niet moesten verontschuldigen. Dat verschil moest ze altijd uitleggen.
“Lief meisje, ik weet dat je er niks aan kunt doen. En ik weet ook dat je het vervelend vind. Je gezicht en je sorry zeggen genoeg. Maar ga niet aan me uitleggen hoe het komt dat je later bent. Dat doet daar alleen maar afbreuk aan.”
“Waarom leren ze dat soort dingen nou niet op de opleiding?” vroeg ze zich wel eens af, “en vooral: waarom krijgen ze niet meer steun van hun leidinggevenden en van het management?”
Ze keek naar buiten, de zee over, en dacht weer: “Ze werken zich drie keer in de rondte, en ze leven zo op als ze zien dat ik daar dankbaar voor ben. Ik ben het ook, en ik laat het graag zien. Maar waarom krijgen ze die trots niet mee vanuit hun eigen organisatie? Dat management zou eens bij me langs moeten komen, dan zou ik ze als oud-lerares nog wat kunnen leren over aanmoediging en groei.”
Mevrouw Draaier is een van de karakters uit mijn theatervoorstelling. Dit is haar achtergrond.
voorgelezen worden?