Mevrouw Hufnägel – je mag Riek zeggen – was een strenge.
Ze had al vroeg geleerd om binnen de lijntjes te kleuren.
Die lijntjes gaven houvast, en dat had ze heel hard nodig.
Bijvoorbeeld toen ze als heel klein Riekje ontdekte dat andere mensen het niet gewoon vonden dat haar moeder veel tegen zichzelf praatte.
En later, toen ze alleen achterbleef met haar vader, en ze ontdekte dat het helemaal niet leuk was, dat zo maar alles mocht.
Ze was stiekem een beetje blij toen ze bij oom en tante mocht wonen. Ook al waren die wel erg streng. Of alleen maar overbezorgd?
Regels, en orde. Als ze zich daar aan vast kon grijpen hoefde ze die geheime angst niet te voelen. De angst om gek te worden, net zoals haar moeder. Riekje had haar moeder niet gek gevonden, maar zij was de enige. Dat was misschien wel een teken dat het al zo ver was.
En de schuld die ze voelde. Dat ze haar vader verlaten had, verraden zelfs. Haar moeder had ze ook verraden. Het verraad bestond er uit dat ze haar oom en tante had horen praten over haar ouders, (kinderloos als ze waren, hadden die geen idee hoe veel een kind mee krijgt). Haar oom had gezegd dat haar moeder nooit met haar vader had moeten trouwen, dat ze toen al labiel was geweest. Riek wist niet wat labiel betekende, maar ze zette het woord op haar lijstje van dingen-om-niet-te-zijn.
Dat vreselijke weten, dat je met geen mogelijkheid meer kunt ont-weten, dat weten maakte haar schuldig.
Regels en orde waren veilig. Betrouwbaar. Met regels en orde waren gekte en schuld iets dat je tenminste zelf in de hand had.
Riek werkte daar hard voor. Dat moest ze wel, want het kwam haar niet aan waaien. Wat kon ze boos zijn op de leerlingen die moeiteloos hoge cijfers haalden.
Een officiële adoptie maakte echte ouders van haar oom en tante, en de herinnering aan haar vader en moeder werd verdrongen.
En Riek ploeterde door. Voor haar was het altijd de lange en harde weg naar boven geweest. Een weg die ze dankzij de regels en de normen had kunnen afleggen.
En nu had ze haar top bereikt: hoofd civiele dienst.
Geen wonder dat het knalde tussen haar en Natka, het meisje dat overal lak aan had.
Wat zou Natka gedacht hebben over mevrouw Hufnägel, als ze geweten had dat Riek elke middag vrij nam om haar natuurlijke vader te bezoeken, die op de psychogeriatrische afdeling lag? (Waar Riek hem naar toe over had laten brengen, nadat ze hem eindelijk gevonden had). En wat zou ze gedacht hebben, als ze had geweten dat Riek, nadat ze haar vader geholpen had, ook alle andere bewoners van de ‘huiskamer’ hielp met de middagmaaltijd?
En wat zou Natka gedacht hebben als ze had geweten . . . nee, dat is een ander verhaal, voor een ander moment.
Mevrouw Hufnägel en de kinderrechter zijn karikaturen in mijn theatervoorstelling. Ze hebben als enige geen diepte, en zijn er alleen maar als struikelblok en/of boksbal voor mijn andere karakters.
Ze worden niet voor niets vertegenwoordigd door een massief blok piepschuim, in plaats van door een letter. (Dat was trouwens een uit nood geboren vondst. Het piepschuim was net genoeg voor 5 ‘letters’ dus de kinderrechter en mevrouw Hufnägel moesten er eentje delen)
Voor de kinderrechter is dat niet erg. Die vertegenwoordigt een instituut. Maar ik heb het gevoel dat ik mevrouw Hufnägel onrecht doe. Daarom dit achtergrondverhaal.
Voorgelezen worden?
“Dat vreselijke weten, dat je met geen mogelijkheid meer kunt ont-weten, dat weten maakte haar schuldig.”
Mooi.