Lifter

Ik studeerde in Wageningen. Mijn ouders woonden in Friesland. De OV jaarkaart bestond nog niet dus ik liftte.

Mijn moeder wilde graag de treinreis betalen, omdat ze het fijn vond als ik thuis was. Kan ik nu iets bij voorstellen 😉 . Daar maakte ik voor de terugreis dankbaar gebruik van. Maar heen dus liften. Vooral toen ik vriendinnetjes had. Romantisch gezellig. En een stel wordt makkelijker meegenomen dan een jongen alleen.

Met een aantal voorgeschreven kartonnen bordjes (Snelweg, Zwolle, Leeuwarden, Wolvega), en een lege met stift, sloten wij achteraan in de rij. Want Wageningen had twee uitvalswegen/liftplekken. Eén voor het noorden (mijn ouders) en één voor het zuiden (Sacha’s ouders). En daar was het druk op vrijdag. Makkelijk 10 wachtenden voor je, die je soms met enig leedvermaak later passeerde als jouw lift verder ging dan die van hun.

Want dat was altijd spannend. Hoe ver kun je komen met één lift? En waar wordt je afgezet? Beter wachten op een goede lift dan halverwege vast komen te zitten op een stille weg. Een logistiek gokspel.

Dit vertelde ik vanmiddag allemaal aan de lifter die ik mee nam van Geleen naar Eindhoven. Ja ze zijn er nog, lifters. En wat ben ik blij dat ik gestopt ben. Meestal denk ik te laat: ik had best kunnen stoppen. Nu kwam die reflex meteen! Goed teken. Ik durf meer en ben alerter.

Durven, want ik had mijn CI’s uitgedaan, en het is best vermoeiend luisteren in een auto. Goed gekozen. Leuke lifter. Een pedagogiek student. Die een jaar naar het buitenland was geweest. Hij was net een paar dagen terug en verkeerde nog in cultuurschock. Ja ik heb ook naar hem geluisterd. Maar zelf ook veel verteld. Foei Jacob Jan, denk ik dan nog wel eens. Vanwege een stemmetje dat zegt dat het beter is te luisteren. Maar ja, er moet dan toch ook íemand praten, nietwaar?

Ik werd er blij van. Leuk gesprek. En ik heb iemand geholpen. Een beetje forward kunnen payen, van dat wat mij werd geschonken, vroeger,  door al die aardige automobilisten. Leuk om te bedenken dat deze lifter vindt dat ie mazzel heeft gehad. Voor de deur afgezet in Eindhoven. En trots dat ik dat heb kunnen doen. Blij, met iets kleins. Wat kan het leven simpel zijn.

#Wot 17 onderhuids

Ik ben heel allergisch voor onderhuids.

Als kind al. Volwassen die gesprekken  voeren waarbij van alles aan de hand is, en die net doen alsof dat niet zo is. Dat maakte me vreselijk onzeker: ben ik nou gek? Een vraag die ik op een gegeven moment zelfs met “ja” ging beantwoorden. Te lang ben ik dat blijven doen.

En nog steeds is het lastig als ik dingen voel die er volgens anderen niet zijn. Soms zijn ze er ook niet. Ik heb nog wel eens de neiging om te veel in te vullen. Te veel op mezelf te betrekken. Dat wordt minder gelukkig.

Maar vaak zijn ze er wel. Ik weet soms niet wát er is, maar dát er iets is, daar kan ik donder op zeggen. Ik zeg alleen geen donder. Door schade en schande geleerd. “Hoezo? donder? Prachtig blauwe lucht!” wordt er dan geroepen.

Als het mij niet aan gaat zit er niets anders op dan de donderbui af te wachten. Want dan is de lucht geklaard. Maar het is verbazingwekkend hoe weinig mensen geneigd zijn die lucht te klaren. Bang voor een nat pak. Maar intussen wel die drukkende atmosfeer.

Nee, daar kan ik niet zo goed tegen. Ik kan erg slecht doen alsof. Als ik dat toch moet doen slaat het naar binnen.

Mijn manier om de lucht lek te prikken is zelf heel open te zijn. Maar ook dat vinden sommige mensen eng, merk ik. En ook daar trek ik me steeds minder van aan.

En in die gevallen dat ik te veel invul, het niet klopt wat ik zie, te veel mijn eigen onzekerheden zit te projecteren, in die gevallen prik ik mijn eigen luchtbellen lek. Ook goed om te doen.

Kom maar op met die buien!

Dat water voel je tenminste óp je huid.

Vind hier de andere Wots, en uitleg over wat een #Wot is. (weet je dat nog niet dan? snel klikken)

ojee, een idee

Ik had het me zo voorgenomen. Geen maffe ideeën meer.

Ik had namelijk net een heleboel ideeën over de schutting gegooid. Ze bleven me aankijken: “doe iets met mij”. Het enige dat het me opleverde was schuldgevoel, en machteloosheid.

Ik zou er maar 2 over houden. Dansweekend en boek schrijven. Dansweekend gaat waarschijnlijk door. Boek ben ik aan het herschrijven, planning: oktober alles herschreven. Netjes, Jacob Jan! Daarom mag ik intussen van mezelf lekker aan mijn blog werken, en daar dingetjes uitproberen.

Maar de nieuwe ideeën blijven komen. Ik roep heel dapper: “Kom volgend jaar maar terug”.  Maar soms hebben ze al een voet tussen de deur. Zo onverwacht komen ze.

Neem nou deze:

Voortgekomen uit nadenken over iets dat een dove klant aan me vertelde:

Verhalen vertellen door en voor dove ouderen.

Zoals al mijn ideeën is dit een samenraapsel van dingen die ik tegenkom. Ik ben ooit ouderenbezoeker geweest bij stichting ouderen en levensvragen. De bedoeling was dat ouderen hun verhaal kwijt konden. Individueel, maar ook in groepen. Ik vond dat geweldig.      Het mes snijdt aan twee kanten. Er komen prachtige verhalen uit voor de jongere generatie, en ouderen bloeien op als ze hun verhaal kwijt kunnen. (Kan ik me wat bij voorstellen, wat doe ik anders met mijn blog?)

Zou het niet fantastisch zijn om dove ouderen hun levensverhaal te laten vertellen? In gebarentaal!  Lijkt me mooi zo’n verhaal in gebarentaal te zien. Misschien opnemen en dan ondertitelen, zodat een grotere groep er wat aan heeft. Of live in groepen.

Hoe zet ik dit zo op dat ik hier ook nog een aantal doven klanten een baan mee kan bezorgen? Want dat is dat is het 3-zijdig snijdend mes in dit plan.

Geen idee, hoe ik dit aan pak. Neerleggen bij mijn werkgever heeft geen zin als ik er niet een verdienmodel bij weet te verzinnen.

Als iemand ideeën heeft hoor ik het graag.

De toren 1

Dit verhaal heb ik lang geleden bedacht voor een vertelfestival. Ik volgde toen een vertelcursus.  Ik heb dit verhaal destijds een aantal keren voor verschillend publiek verteld. Ik heb nooit meer dan een paar steekwoorden op papier gezet, het verhaal zit in mijn hoofd. Tijd om het op ‘papier’ te zetten.

“Nu ben ik zelf geschiedenis”, dacht de geschiedenisleraar bij zijn pensionering, “al zal niemand het waard vinden ook maar een letter aan me te wijden”.

Hij zat thuis in zijn werkkamer met een doos voor zich. In die doos zat de inhoud van zijn kast. Hij was één van de laatste leraren geweest met nog een eigen lokaal, en bijbehorende kast. Hij had bij het opruimen alles ongezien in de doos geschoven, en nu pas had hij tijd om te kijken naar de wat hij al die jaren had verzameld. Als een archeoloog groef hij in zijn verleden.

Een envelop met een bobbel trok zijn aandacht. Hij had dat briefpapier lang niet gezien. Helemaal in het begin van zijn loopbaan had hij dat trots laten drukken: drs. Bouwma, historicus. Een opwelling. Hij had het papier en de enveloppen niet eens durven gebruiken. Voor de leerlingen was hij gewoon Bouwma geweest. Geen meneer, laat staan drs.

In de enveloppe vond hij een oude sleutel. Het duurde even voor hij die herkende. En toen kon hij zich niet meer voorstellen dat hij hem vergeten was. Al die jaren, achterin zijn kast, onaangeraakt.

Bouwma bleef heel lang zitten met die sleutel in zijn hand. Toen liep hij naar beneden, trok zijn jas aan en ging de deur uit. Hij had zijn fiets al van het slot toen hij bedacht dat hij makkelijk kon lopen, zo ver was het niet.

Een half uur later stond hij voor de toren. Hij was de heuvel al opgelopen en stond op de versleten stoep. Vlak voor de deuren die nog nooit open waren geweest. Dat wist hij, het was een van de raadselen van de toren. Hij wist alles wat er te weten viel over deze toren. En dat was niet veel. De toren was ouder dan de stad zelf, en niemand wist waartoe hij ooit gediend had. Verdedigingswerk? Uitkijktoren? Ten behoeve van wat, of wie? Zijn afstudeerscriptie had vol theorieën gestaan, die allen als onwaarschijnlijk waren bestempeld.

En nu stond hij hier. Klaar om de enige theorie uit te proberen die hij niet had opgenomen in zijn scriptie. Zelfs met niemand ooit gedeeld. Een theorie die langzaam uit zijn hoofd verdwenen was. Nee, niet verdwenen, besefte hij. Een onzichtbare, onnoembare aanwezigheid in zijn hoofd was het geweest. Dat gevoel dat je iets vergeten bent, maar niet meer weet wat.

Hij keek naar de sleutel in zijn hand. Hij keek naar de deuren die nog het originele beslag hadden. Het sleutelgat was de goede maat. Had hij dat niet al ooit eerder geconstateerd?

Hij keek nog één keer omhoog. Naar de zeven ramen van de toren. Hij schrok. Zag hij achter dat onderste raam iets bewegen? Nee, hij had het zich vast verbeeld. Hij stapte naar voren, stak de sleutel in het sleutelgat, en draaide hem om.


Hier staat het vervolg

masker

Haar masker was gemaakt

van weglaten,

zo licht

dat ze hem niet voelde.

Toen al die opgespaarde zwaarte

eindelijk begon te drukken,

en ze dacht

ik zet hem af,

voelde ze haar eigen huid.

Haar lichtheid

hervond ze pas

door toevoegen

van alles wat ze was.

doe het wel, én niet alleen

Ontdekking:

Als ik van alles op een rij aan het zetten ben voor mezelf. Met mijn hoofd, met mijn hart. Dan wil ik daar even niemand bij hebben. Geen advies van buitenaf. Het is al moeilijk genoeg om mijn eigen stem te horen. Mijn stem die me zegt wat bij me hoort. Kiezen voor mezelf. Geen inmenging op zo’n moment. Geen goedbedoelde adviezen.

Dus deel ik niet. Ik houd het bij mezelf. En dat is goed, want zo kom ik mezelf op het spoor.

Maar dan. Dan ga ik conlusies verbinden aan wat ik ontdekt heb. Knopen doorhakken. Want ik moet durven, stappen zettten.     Meer lezen over doe het wel, én niet alleen