Thomas Dolby – The flat Earth 1984

Door “I scare myself” op te zetten verander ik mijn kleine studentenkamer in een oud-engelse landhuisbiblitoheek. Ik kan het leer van de boeken ruiken, vermengd met gepoetst eikenhout.
Op de vleugel staat een metronoom. Hoor je de rustgevende tik?
Voordat je bruin, rokerig en donker denkt: Het zonlicht valt overvloedig naar binnen door een open raam. Uitzicht op een weids gazon. De muziek is ruimtelijk. Flarden trompet. Andere atmosferische geluiden. IJl, af en toe. Wegdromen.
En wegdromen doe ik. Ik ben weer eens verliefd. Alsof ik bang ben over te blijven, val ik als een blok voor alle mysterieuze meisjes die ik tegenkom. Ik verheug me in hun bijzijn, en als ik alleen op mijn kamer ben voel ik de onzekerheid. Vindt ze mij wel leuk?
I scare myself just thinking about you
I scare myself when I’m without you
I scare myself the moment that you’re gone
I scare myself when I let my thoughts run
“Hyperactive” volgt op dit nummer en verbreekt de droom. Typische jaren 80 effectbejag muziek, waar ik meer van heb. Lekker laten neppen door funky bassen en drumcomputers. Niets aan de hand. Who needs girls? Who needs anybody?

The Eagles – Hotel California 1976

 

 

Vreemde exercitie. Ik loop met mijn vingers langs mijn LPs’, mijn verleden. Flarden muziek klinken door mijn hoofd. Flarden herinneringen. Oh ja, dat verhaal moet ik ook een keer vertellen.

 

Maar ik sla ze over. Ik had al in gedachten welke elpee ik zou pakken. Een elpee die ik ga gebruiken om het over een elpee te hebben die niet in mijn verzameling zit. De oudste elpee’s heb ik niet. Die kocht mijn broer. Maar ik was er altijd bij als hij ze beluisterde dus zijn ze ook van mij.

 

Hotel California is zo’n top 2000 klassieker dat ik er weinig nieuws over kan melden.

 

Een hoes die openklapt als een dubbelelpee. En daar staat de band in de foyer van Hotel California. Luxe en jet set. En tegelijkertijd iets verontrustends. Maar dat komt natuurlijk door de tekst.

 

You can check out any time you like

but you can never leave.

 

Een hotel is een surrogaat voor een thuis. Zoveel luxe en gastvrijheid dat je moet vergeten dat je niet thuis bent. Maar zelfs als dat lukt, als je vergeet, blijft er dat gevoel in je buik, dat gevoel dat zegt dat je niet thuis bent. Dat dit niet jouw plek is. Midden in mijn pubertijd was dat een belangrijk thema: “wat is mijn plek?”

 

Het roept herinneringen op aan de Shining. Niet de film, die had ik niet gezien. Ik had het boek gelezen. Ook een chique hotel. Ook verontrustend.

 

En dat terwijl de muziek van de Eagles juist een warm bad is. Alles klinkt loepzuiver, helder en toch warm. Alles klopt. Goede producer heet het dan.

 

Meer indruk dan “Hotel California”  zelf, maakte “The last resort”. Een ballade die bij elk couplet dramatischer wordt.  Een episch verhaal over de eerste Amerikanen.

 

We zagen “Centennial” op TV in die tijd, een serie over het ontstaan van Amerika. En weer lopen beeld en muziek door elkaar en vormen samen een niet bestaand verhaal in mijn hoofd. Een verhaal over mensen die zichzelf een thuis zoeken. Een verhaal als drager van een emotionele lading die niet te verklaren valt, enkel te beleven, door in dat verhaal te stappen, elke keer als de naald de groef raakt.

 

 

 

 

 

“Hotel California”  vestigt mijn naam als muziekkenner in mijn klas. Want ik had hem van al mijn klasgenoten als eerste in de gaten. Dat kwam natuurlijk door Peter, mijn oudere broer, die alle andere elpee’s van de Eagles had.

 

Over één van die elpees wil ik het hebben: “Desperado”.

Songs rond beroemde western outlaws, met klinkende namen die ik tot dan toe alleen uit Lucky Luke kende. Het begin van aandacht voor songteksten. Peter had de tekst van de titelsong. Uitgeschreven door een meisje uit zijn klas. Ik geloof dat ze Katinka heette. Prachtig geschreven in dat mooie ronde, regelmatige handschrift dat zo typisch is voor sommige meisjes.

 

Wow, dacht ik, een meisje dat jou zo leuk vindt dat het moeite doet om een songtekst op papier te krijgen. Helemaal zelf geluisterd en opgeschreven. Dat weet ik vanwege het kleine foutje dat er in zat.
“You only walk along” in plaats van “You only want the ones”

Dat is wel heel erg stoer. Mijn broer, de middelbare scholier! (Want Desperado is uit de tijd dat ik nog op de lagere school zat).

 

De kamer van mijn broer werd steeds meer een tienerkamer. Posters uit de muziekexpress, stikkers van Radio 538 en radio Veronica. Klappertjes met alle top 40’s, die hij nauwgezet elke week bij de platenbar haalde.

 

En songteksten als lijfspreuk.

If you see me walking all alone,

Don’t look back, I’m just on my way back home

 

Voor mij het toppunt van de romantiek van de “poor lonesome cowboy”. (overigens van een nog oudere Eagles elpee)

 

Mijn moeder zag er iets anders in. Ze nam me in vertrouwen en vertelde dat deze tekst haar rust gaf. Wat voor recalcitrante dingen mijn broer in die tijd ook uitvrat, en hoe hij zich soms ook tegen thuis af kon zetten, in zijn lijfspreuk was te lezen dat hij de weg naar huis altijd weer zou vinden.

 

 

 

 

Gruppo Sportivo – Back to 78 1978

De hoes had een uitsparing zodat je het midden van de Elpee zag. Met het kruis van Hans van den Burg op een uitgekiende plek. Leuk als je hem op de draaitafel legde.

Loltrappers in de muziek dus.
She said your nose is running, honey
I said sorry but it’s not
Vrolijke deuntjes. Teksten als verhaaltjes, of met woordgrapjes. Annie M.G. Schmidt voor pubers. En oké: onderbroekenlol. Hans van den Burg in de rol van de eeuwige underdog. In dialoog zingend met het duo-koortje de groupettes.
Zoals in superman, waarin de anti-held door de nieuwe lover van zijn vriendin, Eddy het ziekenhuis in geslagen wordt.
That was august 17 and still you’re not well
Now it’s almost april
I’m suffering from nerves
Eddy wrote me:  “in July
I’m coming out of jail”
Jesus Christ tell me, who’s gonna kiss me first ?
Peter had de eerste Elpee . Ik kocht Back to 78 in 1978. Intussen waren ze uitgegroeid tot een van de bekendste Nederlandse podiumacts. Naast o.a. Herman Brood.
Ze kregen wel kritiek. Het was wat makkelijk allemaal en de catchy tunes waren gejat. Niet voor één gat te vangen, schreef voorman Hans van den Burg meteen zijn commentaar op de commentaren in :
Blah Blah magazines:
Yes  it’s true we steal every tralala we hear.
Yes  it’s true we we’re like the Monkeys, we’ve got no idea of our own.
Heerlijk.  Niet-pretentieuze lol. Fijn om op te dansen en mee te zingen.
Tijd van Jennifeu, de discotheek in Drachten waar ik mijn eerste stappen op een dansvloer zette.
Heel hard meezingen:

ONE, Lose a leg
TWO, Don’t stay white
THREE, Remember blues is black
FOUR Go blind
FIVE Try to see
SIX A lot of misery

Dat was mijn lol op de dansvloer. Aangeschoten zijn, lekker swingen en lol trappen. Het hele versieren heb ik gemist. Ik was verliefd op een meisje dat niet naar disco’s ging. Andere meisjes zag ik niet staan.

Ook een goede podiumband.Ik heb ze kunnen zien in het gat waar ik woonde: Beetsterzwaag.Als ik een optreden van Long tall Earnie and the Shakers niet mee tel (hey, isn’t that Ernie, lang tall Ernie?), was Gruppo de eerste pop-band die ik live zag.
en zo zagen ze er in de 70’er jaren uit:

 

[youtube http://www.youtube.com/watch?v=khs-68F7o7I&w=420&h=315]

Supertramp – Paris 1981


Gekocht omdat mijn vriendinnetje het zo mooi vond.

Ja, een vriendinnetje. Tweede jaar in Wageningen, een jaar nodig gehad om over mijn onbereikbare middelbare-school-liefde heen te komen.

Nu dus pas echt zoenen, vrijen, en dingen voelen die ik nog nooit had gevoeld. Niet alleen vlinders in mijn buik, maar ook in mijn broek. Zo voelt dat dus.

Er samen achter  komen dat het al diep in de nacht  is, je opeens bewust worden van de omgeving: je ligt nog steeds op de bank waar je vlak na het eten op bent gaan zitten.

Als je al zoveel voelt als je nog je kleren aan hebt . . .

Midden in de nacht weer naar huis fietsen en niet weten hoe je thuis bent gekomen. En dat zonder drank.

En veel Supertramp draaien natuurlijk.

Ik kende ze al, via mijn oudere broer. Vooral “School” . Die mondharmonica levert ook instant herkenning op bij het publiek, te horen aan het daverend applaus. Paris is een live elpee.

En weer ontdek ik hoeveel dynamiek live muziek heeft. Net iets meer rollen en stampen dan de studio versies. Magisch mooi.

Marjon vond ’the Logical song” mooi. Vooral vanwege de tekst.

The logical song – Supertramp

When I was young, it seemed that life was so wonderful,
a miracle, oh it was beautiful, magical.
And all the birds in the trees, well they’d be singing so happily,
oh joyfully, oh playfully watching me.
But then they sent me away to teach me how to be sensible,
logical, oh responsible, practical.
And then they showed me a world where I could be so dependable,
oh clinical, oh intellectual, cynical.

There are times when all the world’s asleep,
the questions run too deep
for such a simple man.
Won’t you please, please tell me what we’ve learned
I know it sounds absurd
but please tell me who I am
I said now watch what you say they’ll be calling you a radical,
a liberal, oh fanatical, criminal.
Won’t you sign up your name, we’d like to feel you’re
acceptable, respectable, oh presentable, a vegetable!
Oh Take it take it yeah!

But at night, when all the world’s asleep,
the questions run so deep
for such a simple man.
Won’t you please, please tell me what we’ve learned
I know it sounds absurd
but please tell me who I am,

Mooi. Daar was ik het mee eens. Alleen Boudewijn de Groot was eerder:

Voor de overlevenden – Boudewijn de Groot

Wie vertelt me van het leven
Mijn grote broer, die weet het best
Als ik groot ben wil ik even 
groot en sterk zijn als de rest
De poes vindt van niet
Hij zegt, ik kan ‘m niet verstaan
Als ik groot ben is dat van de baan
Want grote mensen praten niet met poezen
En nu ben ik groot
En belangrijk en student
Grote broer je bent nu dood
Ik heb je nooit als vriend gekend
Je bent een zware man je bent een grote vreemde vader
Een meneer die ’t weten kan
Maar voor mij ben je alleen maar een verrader
Vlinders zongen in de bomen
Vogels zaten op m’n hand
Kleine man je bent aan ’t dromen
Kom gebruik nu je verstand
En dat heb ik nu gedaan
Eerst was verstand een heel nieuw spel
De poes kon ik niet meer verstaan
De school werd na een week een hel
Het paradijs is niet voor grote jongens
Tot dusver heel normaal
Iedereen wordt eenmaal groot
Het overkomt ons allemaal
En ieder sterft zijn kinderdood
Je wordt een grote vent
Je wordt een trage lange jongen
Die Tacitus en Wolkers kent
En al zijn dromen netjes heeft verdrongen
Vlinders moeten rupsen worden
Vogels kruipen in hun ei
Vliegen hoort niet in de orde
Van de mensenmaatschappij
Toch is er soms een weg
Toch is er iets dat overleeft
En soms dan kan je even weg
Omdat wie wil wel vleugels heeft
Al is het dan alleen maar om te dromen
Alleen maar om te dromen 

Ik stierf mijn kinderdood. En ook die van mijn puberteit.

De ziekte van Hodgkin haalde mij weg uit Wageningen. Marjon heeft me na het horen van het slechte nieuws de hele treinreis naar mijn ouders in Friesland vergezeld. Ze heeft de terugreis naar Wageningen in haar eentje gemaakt. Ik bleef om de volgende ochtend naar het ziekenhuis in Groningen te vertrekken.

Een half jaar later en een mallemolen van een ziekenhuis verder, was ik terug in Wageningen en Marjon was verhuisd. Andere studie, andere stad. Ik ben nog een keer langs geweest. Alleen maar om te ontdekken dat ik de de sterkste magie die er bestaat, op had laten lossen in het niets.

Terwijl ik dit schrijf ligt een boek van Tacitus te wachten op het nachtkastje. Nog even lezen en dan ga ik dromen.

 

Lees verder over de liefdes in  mijn leven >>

 

Jackson Browne – Running on empty 1980

Geen conceptalbum en toch een conceptalbum.


Een conceptalbum is een typisch jaren 70 verschijnsel. Alle nummers op de elpee hebben een samenhang, een thema. Meestal iets groots en meeslepends. De symfonische rockbands hadden dit vaak. Diepzinnige teksten ook. (soms onbegrijpelijk, zo diep)


Dat is dit album niet. En toch is het een prachtig geheel. 
Het album geeft perfect de sfeer van een pop-band-tournee weer.

De nummers zijn of live, of opgenomen op hotelkamers, backstage en zelfs in de tourbus. (Op de hoes staat dat de drummer in de bus met zijn voetpedaal een kartonnen doos bespeelt.)

Ook de teksten gaan over het wel en wee van STARdom. 
Over de eenzaamheid van het “on tour” zijn.

de ups:

Highways and dancehalls

a good song takes you far

you write about the moon

and you dream about the stars


en de downs:


you’re right about the moon

but you’re wrong about the stars


(oh wat mooi gevonden: you write en you’re right)


De muziek van Jackson Browne is typisch Amerikaans. Ergens tussen country en rock in. In dezelfde hoek als waar de Eagels zitten.


Stevigere nummers, afgewisseld met mooie balads.


De elpee gaat lekker van start. Als je de naald in de groef zet hoor je , na de wat gespetter van de krassen in de lege groef, een zaal in afwachting.  En dan plotseling: Beng! Drum, bas en gitaar starten tegelijk. Direct een volle stevige klank. Dat is dus het stevige nummer. (Ik heb niet gezegd dat het hardrock zou worden)


Een van de balads is “Rosie”. Een lovestory over een groupie.



De elpee heeft voor mij een herfstige bruine sfeer. 
Een sfeer van vriendschap. Er zit een mooi fotoboek bij met foto’s van de tour. De vriendschap en gezelligheid straalt er van af,  ondanks teksten over te veel drugs en alcohol en eenzame hotelkamers.


Een elpee om op te zetten als je alleen op je studentkamer zit. Je bent zo’n drie kwartier in fijn gezelschap. Je bent er bij als ze in de bus “jammen”. Je hoort op de track “nothing but time” het geluid van de bus op de achtergrond. Je luistert en bekijkt de foto’s. 





En als de uitsmijter komt,  ben je het meer dan eens met Browne als hij zingt: 
 “Stay, just a little bit longer”



 

Randy Newman – Good old boys 1974

Een plaat uit de kast van mijn ouders.
Als kind groei je op met de muzieksmaak van je ouders.
Mijn moeder draaide Mozart, en mijn vader vooral Bach. Mozart vond ik te druk en te tierelierig. Die trompetten van Bach vond ik wel mooi. Vooral omdat ze op de hoes zo mooi blinkend in het rood fluweel lagen, en zo helder klonken dat het engelentrompetten leken.. De cantates vond ik minder. Gegil vond ik dat. Het verplichte jaarlijkse luisteren naar het Weinachtsoratorium en de Matheus Passion vond ik ook een hele opgave.
Wat vreselijk jammer dat ik beiden te laat leerde waarderen. Het Weinachtsoratorium heb ik nog in een concertzaal meegemaakt. Van de Matheus Passion heb ik maar weinig kunnen genieten voordat het te laat werd.
Wij hadden ook “hippe” elpees in huis. Via jongere vrienden/collega’s van mijn ouders aan komen waaien. Vooral mijn moeder wilde die nog wel eens opzetten. Mijn vader was eigenlijk alleen te porren voor “Streets of London” van Ralph McTell. Daar kon hij bijna net zo lyrisch over zijn als over een cantate van Bach.
De elpees die het meest gedraaid werden waren van Cat Stevens en Randy Newman. Mijn moeders lieveling was “Morning has Broken” van Cat Stevens.
Randy Newman hoorde thuis in het rijtje “interessante” artiesten.. Zijn teksten zijn zeer satirisch, maar dat snapte ik toen nog niet. Wel had ik door dat de volwassenen dit “grappig” en “goed” vonden. In dat rijtje artiesten pasten Wim Kan, Victor Borge¹, en later Koot en Bie. Er werd altijd met aandacht naar geluisterd en om gegrinnikt. Wat hielp was dat de teksten op de hoes stonden. Ik leerde gaandeweg Engels en songteksten werden minstens zo belangrijk voor me als de muziek.
Ik bleef Randy Newman volgen, vooral vanwege zijn teksten.
“Rednecks” bijvoorbeeld met mooie eigenspot, maar ook bijtende kritiek op links-intelectuele yankees.
Down here we’re too ignorant to realize
That the North has set the nigger free
Yes he’s free to be put in a cage
In Harlem in New York City
Dat de muziek ook heel mooi was ontdekte ik pas nadat ik “Marie” hoorde in een cover van Joe Cocker. Ik zocht meteen het origineel op. Beide versies zijn erg mooi. Die van Newman is minder gepolijst en dat maakt het, zeker in combinatie met de tekst, mooier.
I’m drunk now baby
but I’ve got to be
I never could tell you
what you mean to me
I loved you the first time I saw you
and I’ll always will love you Marie
Een liefdesverklaring waar je kippenvel van krijgt.

¹ Voor wie hem niet kennen, Borge was een pianist/grappenmaker in een stijl die Hans Liberg later zou gebruiken

Personal branding, jezelf zijn. Maar hoe open kun je zijn?

Gisteren op #blogpraat kwam het voorbij: Hoe open kun je zijn op een Blog, (of op twitter, en andere sociale media).

Langzamerhand worden steeds meer mensen zich bewust van het fenomeen “personal branding”. Alles wat je doet op internet draagt bij aan het beeld dat er van jou ontstaat. Alsof iedere burger opeens een politicus is staan de “mannetjesmakers” in de rij om adviezen te geven over hoe je de “social media tools” in kunt zetten voor je carrière.

Ik doe er zelf aan mee. Mijn klanten zoeken werk, en dan kun je geen kans onbenut laten.

En toch bekruipt de twijfel mij een beetje. . .

“Wees jezelf”

“Wees authentiek!”

Zonder dat we het merken knutselen we aan ons “authentieke imago”.

Want reken maar dat we goed nadenken over welk stukje authentieke zelf we twitteren, bloggen en inlinken en facebooken.

Ja hoor, we durven best open te zijn. Onze persoonlijke verhalen te vertellen.

Toch ontdek ik dat daar een grens zit.

Die grens heeft te maken met het verschil tussen “daar en toen” en “hier en nu”.

Ik kan heel open zijn over blunders die ik gemaakt heb. Gemoedstoestanden kan ik in mooie bewoordingen op mijn blog kwijt.

Maar dat zijn allemaal afgeronde zaken. Ik ben er klaar mee. De wond is dicht. Dekseltje gesloten en op een plank gezet. Je mag kijken, maar alleen door het plastic raampje dat aan de voorkant in het doosje zit. De deksel blijft dicht.

De boodschap “ik ben kwetsbaar” wordt direct aangevuld met “ik ben sterk, want ik heb het overwonnen”.

Zo kom je dus vooral sterke mensen tegen. Je zou bijna gaan denken dat er alleen maar sterke mensen bestaan.

En wat dan als je midden in je ellende zit? Als de wond nog open en rouw is? Hoe lezen de verhalen van al die sterke mensen dan?In zo’n geval lees je liever berichten van anderen, die in eenzelfde positie zitten. Daar voel je tenminste herkenning. Al is de kans groot dat je met elkaar gaat klagen.

Het lijkt wel of er zo twee werelden bestaan. Een nieuwe verdeling tussen de “haves” en de “have-nots”. De successers en de ploeteraars.

Ik ken beide werelden. Sterker nog ik, slinger nog steeds tussen die twee heen en weer. Ik ken periodes waarin ik me geweldig voel. En soms wordt het me allemaal even te veel. In die periodes kan ik heel goed voelen wat sommige van mijn klanten voelen. De verlammende werking van onmacht.

Mijn wens is dat die twee werelden, die van de successers en die van de ploeteraars elkaar ontmoeten.

Dat de successers niet meteen hun neus ophalen.

En dat de ploeteraars niet meteen zich afkeren in jalouzie.

Ze hebben elkaar veel te leren.

Hoeveel successers komen niet in een burn-out terecht omdat ze niet kunnen loslaten? Dat kunnen die ploeteraars vaak wel. Als het moeilijk wordt: alles uit je handen laten donderen.

En die ploeteraars kunnen van de successers leren om zo veel van zichzelf te houden dat het de moeite gaat lonen om die boel eens wat langer vast te houden. Dat je wel degelijk zelf iets aan je succes kunt doen.

Om dat te bereiken is wat meer openheid nodig.

Openheid om te durven zeggen: “Ik kan het nu even niet alleen”, zonder dat je daarmee je geloofwaardigheid verliest in je personal brand. En dan bedoel ik niet de stoere “ik ga hulp vragen”, want dan ben je er al. Nee ik bedoel de hulpeloze “Ik zie het even niet meer zitten”.

Openheid van de successers die ook hun momenten van twijfel kennen. Durf je die te laten zien, hier en nu? Dus niet straks, als je twijfel al weer is omgezet in een succes? Die twijfel moeten ze laten zien, want een boodschap van louter kracht komt niet aan bij een ploeteraar. (Ja, jij wel!)

Of ben ik te naïef?Horen deze zaken niet op het net? Zijn dit dingen die binnenskamers moeten blijven?

Ik weet het niet.

Ik twijfel.

Aan de ene kant zet ik dit op internet onder mijn eigen naam. Dat ik ook soms een ploeteraar ben, die als het te moeilijk wordt dingen uit zijn handen laat vallen. Die ook af en toe (vol jalouzie) denkt bij de zoveelste jubeltweet: “Ja, jij wel”.

Aan de andere kant: Ik zet het niet op mijn loopbaanblog. Daarvoor is het te persoonlijk. Ik zet dit op mijn meningenblog, een beetje in de schaduw. En ik hecht er aan te zeggen dat ik, als ik mensen succes wens op twitter, ik dat te volle meen. Ik ben dus niet helemaal een loser, ja?

Ik ga dit plaatsen zonder er een nachtje over te slapen.

 

New Celeste – High sands and the liquid lake 1978

Als romanticus en gitaarspeler was ik natuurlijk gek op folk muziek. Ontdekt via mijn oudere broer die in Leeuwarden studeerde en daar optredens had gezien van folk bandjes. (Ik heb zelf bij HIPPO in Leeuwarden Silly Wizzard zien spelen. Beelden van die wel erg 70’er jaren club: http://vimeo.com/19562029 , zo rond de 11.00″ zie je hoe een folkoptreden er uit gezien moet hebben)

Folkmuziek is te verdelen in de snelle nummers (Reels, Jigs en hoe ze ook mogen heten, met rappe fiedels, vingervlug mandolinewerk, en soms zelf pipes) en de balads.

Die balads waren vooral interessant omdat je ze goed kon spelen op de gitaar. Ik heb veel krassen gemaakt op mijn folkelpees door steeds de naald terug te zetten op dat ene stukje om er achter te komen hoe ik het moest spelen.

Daarnaast was ik erg gecharmeerd door het accent van die folkies. Meestal Schots.

Een van die folkbands band heeft op mijn middelbare school gespeeld. Gewoon in de kantine. Erg eenvoudige jongens waren het meestal. Ze toerden door Nederland. De titel van de Elpee is de vertaling van “Hoogezand-Sappermeer”, waar ze hem hadden opgenomen.

In de pauze heb ik een praatje met ze gemaakt. Ik en mijn vrienden wilden zelf een folkband beginnen, vertelden wij stoer. We voegen ze naar een geschikte naam.

Het antwoord kwam er zeer Schots uit. Ik was nog niet slechthorend maar dit moesten ze voor ons opschrijven. We verstonden namelijk  “mother fucker”.  Het bleek Muckle Flugga te zijn. Dat was een vuurtoren op het meest noordelijke puntje van Schotland vertelden ze.

Niet helemaal zeker of we hiermee bedonderd werden (behalve eenvoudige jongens waren het ook echte rouwdouwers en grappenmakers) namen we de suggestie mee. Ik heb het al die tijd onthouden. Pas toen ik internet en Google ontdekte kon ik het controleren. Ze spraken de waarheid. Alsnog mijn excuus dat ik aan ze getwijfeld heb.

“Rosemary Baby” is geschreven door de leadzanger van de groep.

Het roept bij mij een heel bijzondere melancholieke sfeer op. De sfeer van lente. Vreemd genoeg een lente van weemoed. Alsof de herfst al besloten ligt in het nog jonge groen.

Die weemoed past bij een fragment uit “The lord of the rings”. Een fragment dat me bij was gebleven toen ik het voor het eerst las in “de Hobbit”, waar het achterin stond als lokkertje voor de trilogie. Inmiddels las ik “The Lord of the rings” in het Engels, (voor de tweede keer, ik had het al een keer in het Nederlands gelezen).

Dat ene stuk had ik dus al drie keer gelezen en elke keer werd de melancholie nadrukkelijker. Frodo zit boven op de zetel van Amon Hen. Hij weet dat hij het reisgezelschap moet verlaten. Die beslissing heeft hij in zijn hart al genomen, maar valt hem zwaar. Hij voelt zich alleen met een zware last.

Dat gevoel van eenzaamheid paste prachtig in een romantisch puberhart. In mijn eentje met mijn gitaar liet ik de melancholie over me heen spoelen. Ik zocht daar het liefst een mooie plek in het bos voor op. Als niemand mij maar kon horen.

De begeleiding van het nummer voelt als het zachte mos waarop ik zat.  De zanger zingt  “you know how time flies”, en later zelfs  “you know how time lies”.

Nu weet ik dat ik met dat soort zelfmedelijden geen moer verder kom, maar wat was dat toch heerlijk: smachten en zwelgen.

Bruce Springsteen – Greeting from Asbury park, N.J. 1978

De woorden rollen als een lawine van keien over elkaar heen. De laatste kei ligt amper stil of daar komt de volgende lawine. Acht keer een stortvloed van slagrijm voordat eindelijk het refrein zich uit zingt.
Ik voel me overdonderd en een beetje “Blinded by the light”.Luister ook even naar dat likkerige gitaartje als het geweld van het intro stopt.(Beetje Doobie Brothers)

De  Elpee blijft (op twee nummers na) dit tempo, deze energie volhouden, zowel in muziek als in tekst.

Stevige, volle rock met mooie extra’s zoals een jazzy, fluwelen saxofoon van Clerence Clemens in “Spirits in the night”.

Wat een verschil met de versies van Manfred Mans Earth Band, die ik kende.

En de teksten. Goed klinkend, amper begrijpelijk.

Ik heb ooit gelezen dat de Koran prachtig klinkt als het in het Arabisch wordt voorgelezen. Dat die klanken, misschien meer nog dan de inhoud, zorgen voor vervoering.

Zo vergaat het mij met deze Elpee. Prachtig rijm, alliteraties, en bijzondere frasering. Sommige stukken tekst met pathos de boxen uitgeslingerd. Andere zinnen, haast terloops, ergens tussen gefrommeld.

En dat alles met een stem als Rocky Balboa, die net een zware dreun op zijn mond heeft gehad.

Ik heb nooit wat gehad met rappers (en het is nu te laat om daar nog wat mee te beginnen), maar ik kan me heel goed voorstellen dat daar eenzelfde verstrengeling van klank en inhoud zorgt voor een kick-ass ervaring.

Klinkende zinnen vergezeld van flitsen absurde beelden.

Wat te denken van:

 

Nuns run bald through Vatican Hall, pregnant,
pleading immaculate conception.

 

“It’s hard to be a saint in the City” is de titel van het laatste nummer. Dat lijkt het thema van deze Elpee: Big City Blues.

Lost in the flood is mijn favoriet (als je daar al van kunt spreken bij een Elpee die volgepropt zit met juweeltjes)

Een ballad,  die de dramatiek voortstuwt en opbouwt. Voor je weet sta je tot je enkels in de modder.

Hey gunnerman, that’s quicksand, that’s quicksand that ain’t mud.

of erger:

Hey kid, you think that’s oil? That ain’t oil that’s blood

En dat allemaal voor een 16 jarige scholier die als grootste zorg had dat zijn klasgenoten niet in de rozen zouden kotsen op het klassenfeestje dat hij in het huis van zijn ouders gaf.

Dat klassenfeestje was in 1978. Als cadeau kreeg ik van mijn klasgenoten deze elpee. Het feestje liep goed af. Geen gebroken vazen, geen kotsende klasgenoten in de tuin.

Klik hier voor de MP3’s:
“Blinded by the lights”

 

The Nits – Work 1982

Het album weet meteen een bijzondere noot te treffen.

Om die te beschrijven maak ik even een omweg, die begint met de single “I put a spell on you” van Creedence Clearwater Revival.

Van het singeltje dat wij hadden zat het gat niet precies in het midden. De naald zwalkte dronken heen en weer. En de muziek zwalkte mee, als doppler-effect in een familieschommel. Dan weer te langzaam en te laag, dan weer te snel en te hoog. Wow en Flutter heet dat.

Zoals de huidige generatie kwijlt op Mbits, pixels en Ghz-en (hoe meer hoe beter), zo was vroeger een pick-up met juist een minimum aan wow en flutter helemaal het einde.

Deze wow kwam dus van het singeltje zelf. Een goed woord: WoW. Het klink ook een beetje als een slag op een gong, of meer nog op een zingende zaag. En het past zelfs bij de zang van Foggerty die “thing” uit spreekt als “thai-eng”.

Tot zover de omweg.

Zo’n wow zit in de eerste noot waarmee het album bijna letterlijk de kamer binnen valt. Het schokkerige blijft. Staccato vervolgt “the Lodger” zijn sinistere weg.

The Nits zijn dol op verwijzingen naar schrijvers, beeldhouwers, architekten en filmers. Dat the Lodger een film was van Hitchkock ontdek ik nu pas, maar had ik kunnen weten. Voor feiten is internet handig, maar essentie is ook (of juist?) zonder hulpmiddelen op te pikken.

Work is het eerste album waarop Robert Jan Stips mee speelt. Dat is te merken, want de Elpee heeft meer bijzondere klanken en effecten. The Nits zijn zelf eigenlijk ook een beetje kunstenaars. Geen onstuimige rock, maar zorgvuldig gecomponeerde muziek, waarin veel valt te ontdekken.

Ik draag deze elpee op aan Jaap Leertouwer, mijn neef. Ik zag de Nits in een park spelen toen ik bij hem logeerde in de verpleegstersflat van een Haags ziekenhuis waar hij de interne verpleegopleiding deed.

Jaap is vaak bij me geweest toen ik, net uit het ziekenhuis, bij mijn ouders in Friesland aan het bijkomen was. Hij mocht mijn hechtingen er uit halen bij wijze van stage. Hiertoe kookte mijn vader een schaar uit in een melkpannetje. Dit tot verbijstering van deze tweedejaars verpleegkunde student uit het westen. Alsof hij regelrecht op de set van dokter Vlimmen terecht was gekomen.

In januari/februari 1982 werd ik bestraald. In die periode was “Red Tape” een hit. Elke dag op en neer naar het ziekenhuis. En elke dag misselijk. Jaap, die net zijn rijbewijs had, heeft wel eens gereden. De misselijkheid heeft twee maanden geduurd. Mijn uitje naar Den Haag, was op een van de eerste dagen dat ik me weer een beetje goed voelde.

Zie voor meer over deze periode ook:


http://jacobjanvoerman.wordpress.com/madness-seven/




[youtube http://www.youtube.com/watch?v=dhCMnGIx43E&w=420&h=315]