Echte moed
zie je niet.
Echte moed
voelt niet als moed.
Echte moed
komt langs
in je diepste krochten.
Echte moed is
daar zijn
dat voelen
en dan doorademen.
Echte moed
zie je niet.
Echte moed
voelt niet als moed.
Echte moed
komt langs
in je diepste krochten.
Echte moed is
daar zijn
dat voelen
en dan doorademen.
Zing wat meer.
Wiegeliedjes
tel liedjes.
Doedel wat vaker
met je lijf.
Waardeer het niksen.
Want alle zinloze handelingen
hebben de schoonheid van een ballet.
Als we het maar konden zien
en voelen.
Voelen vooral.
Zet je muziek eens uit
en luister naar de muziek
van je lijf.
Of naar de stilte ervan.
En noem het alsjeblieft niet mediteren of yoga.
Al zouden alle landschappen voor me openliggen.
Bergen, beken, bossen,
zeeën of woestijnen,
zacht meanderend, of juist woest,
en altijd adembenemend.
Had ik de seizoenen niet,
dan was al die schoonheid
een platgeslagen plaatje.
Al zou ik alle steden
van de wereld zien,
alle wereldwonderen
met eigen ogen kunnen aanschouwen,
had ik de seizoenen niet,
ik zou verloren raken,
ontworteld
blind voor de wonderen
in mezelf.
De seizoenen
kloppen het trage ritme,
de kleine wijzer van mijn hart.
De seizoenen
keren mij terug,
waken, slapen
sussen,
en strelen dan opeens,
mijn herinnering weer open.
De seizoenen
laten mij steeds sterven,
en opnieuw geboren worden.
Mijn spiegel, mijn raadselen.
Wolken, regenbogen, seizoenen,
en van die drie vooral de seizoenen.
Veeg de warme nacht van mijn gezicht.
Haal je adem uit mijn nek.
En zet jezelf
iets verder van mijn huid.
Daar ja,
ik kan je zien nu.
En als ik ruimte heb
als het koeler is.
Dan
kan ik het me weer aantrekken.
Emma is één van de hoofdrolspelers van mijn theatervoorstelling
Ik ben gaan liggen op de aarde.
Ontdaan van een last
voelde ik
de opgezogen warmte
van de dag.
Niets roerde zich,
omdat het heel zacht
werd aangeraakt door alles.
Als de wolken voor de wolken schuiven
dan beweegt de lucht.
En als de lucht beweegt is het genoeg.
Ik hoef er niet al te zijn,
als ik de beweging maar kan voelen.
De zwaai van mijn been,
het rond gaan van de trapper.
En als ik stil sta,
laat ik dan mijn adem voelen,
het kloppen van mijn hart,
of het wassen en het ebben
van de spanning in mijn lijf.
Als ik terugkeer op mijn schreden,
als ik wegkruip in mijn wonden,
als ik de wanhoop uitwieg,
laat dan mezelf herinneren
dat ik in beweging ben.
Ik neem het stokje over van Sargasso
Niet denkend Holland ziet golven Arabieren
als een vloed door oneindig laagland stromen.
Is zelf vervolgens niet meer in te tomen,
staat schuimbekkend te vloeken en te tieren.
Want niemand waagt het te betwisten.
Wij lusten immers geen ‘misschien’.
De zekerheid is overal te zien:
het zijn geboren terroristen.
Kijk, roept een journalist heel kloek,
(misbruikt Hassnae’s nuances voor zijn gelijk)
“Ze schrijft het in haar eigen boek!”
Red onze cultuur, sluit ons Koninkrijk.
Geen profeet, imam of hoofddoek
haalt onze Barbie door het slijk!
___
Geen Arabische lente, geen nieuw geluid.
Wie goed luistert weet:
het is al lang begonnen.
De vrijheid wordt met kleine stapjes
onmerkbaar haast, gewonnen.
Want echte vrijheid
is de vrijheid
om je eigen vrijheid vorm te geven.
___
hier op youtube te zien, als ingesloten versie niet werkt
(Spreek ik Hassnae wel goed uit, eigenlijk? weet dat nooit met die klinkercombinaties. lijkt wel chic oudhollands, die ae 😉
Deze post schreef ik als onderdeel van de blogtournee naar aanleiding van het boek “Arabieren kijken” van Hassnae Bouazza.
Morgen kun je verder lezen bij Boekenbijage
alle deelnemers aan de blogtournee vind je hier
Er huist een beest in mij
dat onverwacht
mijn vreugde in de diepte sleurt.
Als een krokodil zijn prooi
wentelt en wentelt
de adem beneemt.
Er klinkt de geur van bitterheid.
Ik dood het niet,
het beest.
Het is mijn draak
die slapend waakt
over mijn schatten.
Soms heeft het een kwade droom.
Met bloedende handen
aai ik dan zijn schubben.
Waar het land overal door de hemel wordt gekust.
waar de tijd zich niet meer opwindt,
waar de klinkers zich langzaam uitrekken
en de n het meervoud afsluit.
Waar eenvoud niet bestaat als woord,
en moeten alleen melken is.
Waar de gevels kleine statigheid uitstralen.
Waar de namen op de stenen
die zich vleien rond de torens op de terpen
nog klinken op het schoolplein.
De nieuwe generatie
nog steeds verbonden aan het land.
Het doolhof van minderwaardigheid is vermomd als topattractie.
Overal fluistert de heg bekende deuntjes.
De bedriegertjes zijn volwassen nu,
en spuiten vuur in plaats van water.
“Hier ben ik eerder geweest”, dringt vaag tot me door.
“Maar welk pad koos ik toen alweer?”
Er moet een uitgang zijn,
denk ik.
En zo bevestig ik mijn eigen heg.