Ik verloor mijn sleutels en zocht nieuwe

sleutel

Hilde is heel erg out of the box. En dat is mooi. Maar soms breekt ze zelfs door de dragende muren. En dat is lastig.

Waar ligt de grens? Wanneer concludeer je dat ‘het’ niet werkt? Wat mag je van een kind verlangen. Hoe kun je het zo ombuigen dat het voor iedereen veilig is?

We gaan ver en diep in dit proces, we zoeken de grenzen op. En aan de grenzen gebeuren mooie dingen. Het is ook heftig, spannend, verdrietig. Soms denken we dat we al over de grenzen heen zijn, aan beide kanten.

Zoekend, nog steeds zoekend naar een manier om in contact te blijven zocht ik naar iets symbolisch. Iets dat ons zou kunnen verbinden in situaties waarin we, Hilde, maar ik ook,  neigen tot afsluiten. Woorden zijn niet de beste instrumenten in die situaties.

Ik verloor mijn sleutelbos. Mooi symbolisch. Toen ik nieuwe sleutels liet maken herinnerde ik me een symbool dat ik lange tijd geleden gebruikte bij een verhaal dat ik vertelde: een ongeslepen sleutel.

Een sleutel die geen rafelrandjes kent, een sleutel zonder pieken en dalen, is waardeloos.

Ik kocht een blanco sleutel en een koord om hem aan te doen. Die zou ik Hilde geven, om haar te helpen herinneren dat ze er mag zijn, mét al haar rafelrandjes. In geval van een conflict zou dat misschien een handvat kunnen zijn.

En toen bedacht ik dat ik het verkeerd-om had.

Die sleutel moet ik zelf houden. Want ík ben degene die moet onthouden dat kinderen er mogen zijn, óók als er een conflict is. Ook als ze het nog niet altijd  aan kunnen om op een veilige manier op school te zijn. Hij zit nu aan mijn sleutelbos. Ik laat die morgen aan Hilde zien. En ik vertel haar dat ze er altijd naar mag vragen als ze het gevoel heeft dat ik haar niet zie. Om mij te helpen herinneren.

Dan gaan we samen op zoek naar iets dat Hilde kan helpen herinneren aan wat wij als school van haar nodig hebben. Het moet iets zijn dat haar kracht, en haar bijdrage aan school kan vertegenwoordigen. Ik heb nog geen idee wat het gaat worden. Ik vertrouw erop dat zich dat zelf gaat wijzen.

Ik wil samen met Hilde ontdekken dat het kan: helemaal jezelf zijn én in verbinding zijn met anderen.

Als het niet lukt, betekent dat niet dat er iets met Hilde is. Het betekent dat onze school niet de goede plek is. Geen enkele school kan een plek voor elk kind zijn. Daarom hoop ik dat er steeds meer verschillende scholen komen.

Maar voor nu ben ik nog niet klaar in dit proces.

passend onderwijs

 

N.B.  De naam Hilde is verzonnen, en ze is niet gebaseerd op één leerling.

zin maken

Ik kom een beetje in opstand kinderen verplicht aan dingen mee moeten doen die volwassenen voor ze bedenken.

Vooral als ik deze zinnen hoor of lees:

Het leven is ook niet de hele tijd alleen maar leuk.

 

Het leven is niet altijd maar leuk. Dat is helemaal waar. Maar kinderen verplicht mee laten doen met iets waar ze de zin niet van in zien, is niet de manier om ze dat te leren. Het leven schotelt ze de vervelende dingen toch wel voor. En juist dan kun je er voor ze zijn als leraar. Niet om het weg te troosten, maar om met ze te zijn, ze bij te staan in leren en ervaren dat dit er dus bij hoort, bij het leven. Daar heb je tijd en aandacht voor nodig. Alleen daarom al moet je het onderwijs niet volplempen met door volwassenen bedachte activiteiten.

Nooit meer gebruiken als excuus voor een verplichte aanwezigheid, dat ‘het-leven-is-niet-alleen-maar-leuk’ Vind een andere goede reden waarom kinderen mee moeten doen. En laat ze met rust als je die niet kunt vinden.

 

Zin moet je soms maken, het is niet anders.

Ook deze kan echt niet.  Soms moet je iets doen dat je niet leuk vindt. Klopt. Maar heeft een kind alsjeblieft het recht om het niet leuk te vinden, of stellen we een thought police in? En ja, een kind kán ontdekken dat iets waar hij eerst helemaal geen zin in heeft toch heel gaaf blijkt te zijn. Kán is hier het sleutelwoord.

leesplezier

 

Een kind van drie eet elke dag boterhammen met choco omdat ie dat lekker vind.

En dan het argument dat je kinderen niet zelf moet laten kiezen omdat ze dan . .  vul maar in. Iets dat niet goed voor ze is, in ieder geval. Want dat doen kinderen kennelijk het liefste: de dingen die niet goed voor ze zijn.  Daarom kun je maar beter voor ze kiezen, want wij wel wat goed voor ze is.

Kom op! Geef ze wat krediet. En geef ze de ruimte om dingen zelf te ontdekken en fouten te maken. Meer ruimte dan ze nu krijgen graag.  (Nee ik zeg niet dat je alle grenzen open moet gooien). Ga het proces met ze aan. Speel met de grenzen. Ja dat kost tijd. Ja dat levert heel veel gedoe op. Maar er wordt zo ongelofelijk veel meer geleerd. Door álle partijen. Stop met blind beslissen oor het kind. Stop met alle feiten voor willen zijn.  Durf samen te ontdekken.

feiten

 

Gooi de dooddoeners weg. Ga elke keer opnieuw de situatie aan. Geef het kind ruimte en laat je verbazen. En zorg er voor dat je waarom altijd duidelijk is. Oók als het is omdat-ik-het-zeg. Maar gebruik dit nooit uit luiheid, of omdat het nu eenmaal zo geregeld is.

 

Even voor de goede orde, dit zijn geen opvoed-tips. (Ik ga me niet bemoeien met hoe iemand zijn kinderen opvoed,)

Dit zijn tips voor scholen.

 

Oja, en ik zeg niet dat het makkelijk is. Het is moeilijk. Heel heel moeilijk. En je maakt fouten. Veel fouten. Maar het is het heel erg waard. Ik geloof dat als het NIET zo doet, je fouten by default maakt.

Over spelend leren en levende regels

Ik zit met een aantal docenten aan een van de tafels in de grote keuken.

Kinderen komen binnen, vinken de aanwezigheidslijst aan en gaan de school in.

Of ze blijven aan de tafel zitten. Sommige ouders schuiven ook nog even aan.

 

Ruimtelijk inzicht, vooruit denken/plannen en samenwerken.

“Spelletje doen?”, vraagt A.

Ze pakt De betoverde doolhof, S schuift aan, en we spelen.

Bij dit spel moet je het kaartje met de schat, waar je naar toe moet, geheim houden. Omdat S het nog moet leren, spelen we met open kaartjes.

En daarmee ontstaat een nieuw spel. In plaats dat iedereen alleen maar met zijn eigen schat bezig is, zijn beide kinderen ook heel erg bezig hoe ze elkaar kunnen helpen.

Zo ontstaat een heel nieuw spel. Met zijn allen zo snel mogelijk alle schatten zoeken. Rekening houden met je eigen doel, maar óók met dat van de anderen.

 

Technisch inzicht, verantwoordelijkheid en geduld

J heeft zijn zinnen gezet op de figuurzaagbank. Hij mag dat nog niet alleen, en vraagt mij als begeleider. Hij wil heel graag een diploma halen, zodat hij dit zelfstandig kan doen.

Hij heeft ook nog de decoupeerzaag van thuis mee. Ook daar wil hij mee werken. Met een andere begeleider heeft hij het al gehad over wat dat allemaal in houdt, zo’n diploma. Alles netjes opruimen, als je klaar bent, bijvoorbeeld. Niet onbewaakt de boel achter laten.

Ai! Daar is hij niet zo goed in, zegt hij. Dat wordt leren.

Halverwege de klus, is de schoolvergadering. Ik wil daar bij zijn, dus moeten we stoppen.

“Moet ik nu alles gaan opbergen? Mag het zo niet blijven liggen?”

Ik hoef niet eens het woord diploma te noemen. J snapt wel dat er niets anders op zit.

Oja, en weet je dat je bij zo’n zaagbank heel goed moet nadenken hoe je zaagt? Waar je begint, en vanuit welke hoek? Mooi om die concentratie te zien.

 

Levende regels

Dat is één van de dingen die ik op de Vallei zo bijzonder vind.

Steeds terug naar de basis. Steeds weer uitkomen bij het waarom.

Niet alleen omdat de regels zo zijn.

Die zijn er wel, die regels. Dat zijn de afspraken, die gemaakt zijn in de schoolvergadering.

Die afspraken zijn stuk voor stuk levende regels. Het waarom er achter is niet ver te zoeken. En als dat wel zo is, dan dien je een motie in, en bespreek je het in de schoolvergadering.

J snapt heel erg goed waarom die zaag opgeruimd moet worden. En zijn wens om zelfstandig aan de slag te gaan, zorgt er voor dat hij leert welke verantwoordelijkheid daar bij hoort. Dat ie in zijn fanatisme even een stap terug moet doen.

 


 

Dit stuk is een deel van mijn zoektocht naar een rol voor mij in het onderwijs met mijn slechte gehoor, op een bijzondere basisschool, de Vallei.

De andere stukken staan hier