Ik ben er altijd

Ik sprak gisteren mijn interne fan.

We hebben hele  mooie gesprekken, en dan soms weer hele tijden niet.

Maar het moet altijd van mij komen, dus ik vroeg hem waarom hij nooit een keer begint.

Dat is niet mijn aard.

O, mooi is dat. Dus zelfs als ik heel erg diep depressief ben, kom je me niet redden?

Nee.

Ook niet als ik, zeg maar, zelfvernietigend bezig ben?

Nee.

Maar je bent zo krachtig. Eén woord van jou, nee, zelfs alleen de gedachte aan jou geeft me zo veel kracht.

En daar zeg je het zelf. Jouw gedachte aan mij. Dat is wat er nodig is. Ik ben er altijd, maar jij moet me binnen laten. Dat is niet omdat ik vind dat je er iets voor moet doen. Ik kan gewoon niet anders.

Ik ben. Dát is mijn aard.

Ik kán mezelf niet opdringen, zoals jouw interne criticus, of jouw ambitie dat wel kunnen.

Die beweging, dat is hun aard.

Er zijn, dat is mijn aard. 

Ik ben. 

Ik ben er altijd.

Je hoeft alleen maar naar me toe te komen.

 

lees hier hoe je je interne fan kunt vinden

diep uitademen (zelfgesprek)

Pssst. Baal je nog?

– Het is minder. Nog niet over.

Wat heb je nodig?

– . . .

*laat stilte vallen*

– oké, ik heb een schouder nodig, om tegen te leunen.

Hier *biedt schouder aan*. Dat weet je toch? Dat die er is, die schouder? Van binnen. Onvoorwaardelijk. Het enige dat je hoeft te doen is het toe te laten. Ja, ik weet dat daar kracht voor nodig is, voor dat toelaten, voor dat binnen laten komen. Soms moet je eerst iets kwijt. Heel diep uitademen. Dan komt het inademen vanzelf.

*rapen samen de stilte op, en koesteren deze nog even, heel zachtjes*

– Weet je, ik ben blij met je.

Zeg dat nu eens tegen jezelf.

– Maar ik praat toch met mezelf nu?

Ja. Maar zeg dat eens tegen dat stuk zelf dat die fouten maakt.

*paar keer diep uit en inademen*

– Weet je, ik ben blij met me. En dat de onrust nog niet helemaal weg is, doet daar niets aan af.

 

 

nu ook aan de buitenkant

 

– Hee. Psst.

Ja?

– kan ik je even spreken?

Eh, ja. Maar wacht even. Hebben we de rollen niet omgedraaid? Jij bent toch mijn innerlijke stem? Ik ben toch altijd degene die jou aanroept?

– hm hm

En waarom wil je mij nu spreken?

– Ik wil dat jij zelf benoemt wat je geflikt hebt deze week. Zonder dat je dat aan mij vraagt.

Wat geflikt?

– Nou, je was een tijdje aan het draaien. Je zat in de mist. Was heel hard aan het proberen. Beetje persen leek het wel. Alsof je verstopping had.

Niet zo platsisch.

– Kom op. Het klopt toch gewoon?

eh. Ja.

– Okee. Wat ik nu van je wil is dat je mij vertelt hoe je daar uit gekomen bent.

Maar dat weet je toch al?

– Ja ik weet het. Maar dat is vanuit mijn kant (de binnenkant) niet zo moeilijk te zien. Ik wil dat jij het vanuit jouw kant benoemt. Ontdekt. Zodat je als het ware een kaart maakt. Voor als je weer een keer de weg kwijt bent. Zodat je ziet dat je er ook vanaf de buitenkant bij kan.

En jij denkt dat… Nee wacht. dat hoef je niet te beantwoorden. Jij weet dat mij dit gaat lukken. Goed. Hier komt ie. Ik begin met wat losse flodders.

Een van de dingen die me op viel was dat ik geen echte lol had in wat ik schreef. Zelfs al vond ik ze niet eens slecht.

Wat me ook op viel is dat ik mijn gemoed analyseerde. Meestal ben ik daar erg tevreden mee.

Maar nu niet.

Pas toen ik dat hardop durfde te voelen, kantelde er iets.

Het was niet loslaten wat ik deed. Niet van dat mooie theatrale loslaten, en gezuiverd worden.

Er was niks zuivers aan. Het was nog steeds erg stoffig.

En ergens vond ik de moed om dat goed te vinden. Om mij goed te vinden.

– Zonder dat je mij daar bij nodig had.

Jij bent toch mij?

– Ik bedoel dat je de rijstebrijberg helemaal vanaf jouw kant door geploeterd hebt. Zonder verheven in-je-zelf-kijkerij.

Dus ik heb jou eigenlijk niet nodig?

– … Ja, dat bedoel ik.

Je aarzelde..

– Hee. Gaan we de rollen omdraaien?

Ja, want ik krijg iets door. Jij houdt dit graag in stand. En ik ook. Maar we weten beiden dat dit een soort “onzichtbaar vriendje” gedoe is. En dat ik, als ik er echt voor ga staan, dat niet nodig heb. Dat dit iets is dat ik gewoon altijd en overal kan. Direct. Ter plekke. Zonder in een soort conclaaf te gaan met jou.

– Lieve Dombo. Het wordt tijd dat je zonder veertje gaat vliegen. Ik ben niet alleen altijd bij je, ik ben jou altijd.

 

 

 

gesprek met mij

Hoi Jacob Jan

Hoi

Wat ben je aan het doen?

Kijken of ik met jou in gesprek kan komen.

Altijd

Vind je het goed dat ik dit op mijn blog zet?

Ik denk dat je die vraag moet omdraaien: durf je het zelf?

Eh, ja. Denk ik.

Okee. Wat wil je weten?

Het is meer dat ik zoek naar inspiratie. Ik ben een beetje leeg geschreven. Nu kan ik wel een dag over slaan, maar ik kan ook kijken wat dit op levert.

Dus je weet nog niet waar dit heen gaat?

Nee, ik had gehoopt dat jij het wist.

Je weet dat het zo niet werkt. Maar maak je niet ongerust, ons samenspel levert vast iets op. Laat het eerst maar eens los, dat idee dat dit ergens heen moet gaan.

. . .

Vertrouw op dat wat er is. Dat is toch wat je zelf zegt? Dat is toch waar jij straks mee aan de slag gaat?

Ja, maar dat heb ik van jou. Ik moet eerlijk bekennen dat ik daar lang niet altijd op durf te vertrouwen.

Laten we daar nog eens naar kijken dan.

Ik wil straks wel waarde bieden, niet onvoorbereid ergens op af gaan.

Woah. Denkfout eerste klas dit!

Hoezo?

Vertrouwen op wat er is, houdt niet in dat je niks hoeft voor te bereiden. Het betekent niet dat jij zo maar ergens op goed geluk ergens in kan duiken.

En net zei je nog dat ik het los moest laten.

Daar heb jij dus nog iets te leren: over loslaten en vasthouden. Ik geef je vast een tip. Laat dit nu los. Ik beloof dat je aan het eind van de week weet wat het is dat je vast moet houden. En als je zin hebt maak je daar maar een mooie levensles van. Of niet.