Vrienden, een boodschap voor jullie heb ik niet.
Pas later zal het jullie duidelijk worden.
Wat ik weet, wat ik zag, wat ik ervaren heb,
het zijn nog zoveel bloembollen
die eerst nog moeten overwinteren
vooraleer te gaan bloeien.
Het is als graan dat eerst gedorst moet worden,
en drogen moet op zolder,
en na vaste tijden omgekeerd moet worden
en dan rusten zal in zakken
en tot verteerbaar brood gebakken wordt.
Nu heb ik nog te veel werk op zolder.
Ik heb geen tijd om veel te praten
en te denken aan een boodschap.
Trouwens, honderden boeken, duizenden verhalen
kunnen niet die éne waarheid mee-delen
die in de natuur verborgen ligt.
Mijn hart is een kleine holte die de natuur
als opslagplaats gebruikt
voor haar ritmen en tijdingen,
een geheim boek waarin ze schrijft
zonder letters noch tekens.
Wie daarin lezen kan, tot dien zal ik spreken,
als de tijd rijp is daartoe.
ik weet enkel dit éne geheim
dat zichzelf tot geheim is
en dat er vrede mee neemt zichzelf niet te kennen.
Daarom zegt mijn zwijgen meer dan vele woorden.
Juist dit deel ik mee, luid en kwistig,
ik roep het van de toren
over de daken van de stad.
Maar als je ’t niet hoort en vraagt:
Vertel ons vele wetenswaardigheden,
licht ons in over de wereld van hier en elders,
dan glimlach ik en zwijg
want dan heb ik geen boodschap voor je.
uit:
De Stad van Axen
van
Ferdinand Cuvelier
…
(met brok in mijn keel)