Ze kwam na de voorstelling naar me toe.
Of ik proefpersoon wilde zijn voor haar cursus biografiewerk. Dat wilde ik wel, en zo vertelde ik vanochtend mijn levensverhaal, (mijn tweede periode van zeven jaar 7-14, we begonnen vorige week al). Ik vertelde, en er rolde zomaar een inzicht uit over mezelf.
Ik heb nooit ets gedaan om er bij te horen, maar wat heb ik een boel gelaten om er bij te horen.
Het was geen echte verrassing voor me, maar zo samengepakt in één zin, en samengevoegd bij alle beelden die ik had opgeroepen tijdens het vertellen, kwam het wel binnen.
Ik was zo op het oog niet eens zo’n heel erg buitenbeentje, ik werd niet gepest. Ik had zelfs best een goede vriend, en een paar vriendschappelijke contacten maar diep van binnen was ik eenzaam.
Want het verschil tussen getolereerd worden en gezien worden is levensgroot.
In de 6e klas van de lagere school had ik een meester die me zag, mijn grapjes leuk vond, me ruimte gaf, me aanmoedigde. Wat een verschil met de middelbare school, waar alles één grote saaie eenheidsworst was, en ik mijn grapjes voor me hield omdat toch niemand ze snapte.
Vertellend over die periode voel ik weer de grauwheid van de schooldagen. Dagen waar geen ruimte was voor mijn creativiteit.
Creativiteit die er met een gitaar, alleen op mijn kamer, nog wel eens smachtend uit kwam. Hier en daar nog wel eens een gedicht waar ik niet tevreden over was, en voor de rest ging het achter slot en grendel, omdat het niet gewenst was. Getolereerd misschien, maar dan eventjes, en niet te lang, en dan gauw weer gewoon doen.
Ik heb nooit mijn best gedaan om ergens bij te horen, omdat ik wist dat ik toch wel door de mand zou vallen.
Maar man! Wat heb ik een boel gelaten om er bij te horen.