Vooroordelen koesterde hij.
Want dat scheelde enorm bij keuzestress.
En het scheelde een hoop uitleg. Niet dat hij niet van uitleggen hield, maar mensen kropen zo snel de verdediging in. En daar had dan wel weer een hekel aan.
Hij was uitgesproken ja. De zaken helder. Dat zat in zijn aard. Nuance, dat woord werd te vaak misbruikt door mensen de zaken liever troebel hielden, omdat troebel veilig was.
Hij had een hekel aan mensen die op veilig speelden. “Speel dan helemaal niet”, dacht hij dan.
Daarom die vooroordelen. Helder en klaar. Lekker snel ook.
Tot hij zich begon af te vragen: “Wanneer verliest het vooroordeel zijn nut? ”
Dat was een erg vervelende vraag, al was het maar omdat het antwoord genuanceerd dreigde te worden.
Scherp. Ik houd ervan.