In 1992 ongeveer.
Toen ontdekte ik dat ik een mens was, in plaats van alleen een hoofd. Ik leerde over zijn in plaats van doen, en ik leerde voelen.
Tenminste dat dacht ik. Veel van dat voelen was bedenken hoe ik me zou kunnen voelen en dat vervolgens zo goed inbeelden dat ik dacht dat ik het ook echt voelde.
Als ik écht iets voelde, was dat reden om daar zo snel mogelijk iets aan te doen. Dat gevoel moest een plekje krijgen. Naampje erbij, oorzaakje gevonden, omdenkertje eroverheen. Klaar.
Echt voelen ging ik pas een jaar later doen.
Een haptonoom liet me letterlijk voelen. Hij kneep me, en vroeg: ¨Wat voel je?”
Ik dacht na. Wat zou hij bedoelen?
Hij kneep harder. “En nu?”
Ik dacht nog dieper na. Wat was het verschil met net? En waar moest ik dan iets voelen?
Hij kneep heel hard.
Geschrokken riep ik: “Auw!”
“Eindelijk”, zei hij.
En toen kwam een andere oefening.
Met mijn platte hand horizontaal door de ruimte voor me bewegen. Niks aan de hand.
Maar dan.
Met die platte hand verticaal de ruimte voor me in tweeën snijden.
Dat voelde helemaal niet goed.
Wie ben ik om te beslissen waar de scheidslijn ligt? Wie ben ik om te oordelen wie en wat er nog bij links hoort en wat bij rechts?
Ik ontdekte dat ik moeite had met oordelen.
Nee dat klopt niet.
Ik had moeite met het expliciet maken van mijn oordeel.
Zolang ik mijn oordelen niet uitsprak bleven ze lekker fuzzy, en dan kon alles nog.
Ik doe mee aan een facebookgroep voor gave mensen.
(Ja, ik ben gaaf!)
Het thema deze maand is oordelen.
Tijd om te onderzoeken welke oordelen ik intussen weer bij elkaar gefuzzied heb.
En dan met mijn hand als een mes er doorheen.
Links de oordelen die weg mogen.
Rechts de oordelen waar ik voor uit mag komen.
Je bent een moedig mens!