Hier staat het begin van dit vervolgverhaal
De zevende en laatste verdieping. Dit was de kroon. Ramen met uitzicht op alle windstreken. Bouwma zag de overweldigende weidsheid van het landschap, zonder enige bebouwing. En toen zag hij versneld hoe dit landschap met de jaren (nee, eeuwen) veranderde. De laatste momenten brachten de meeste verandering. Gebouwen groeiden als schimmel uit de grond. En toen stond het beeld stil. Bouwma liep naar de ramen en keek naar beneden, het beeld kantelde, en het leek alsof hij naar beneden tuimelde. Toen stond hij oog in oog met het jongetje dat hij als zevenjarige was geweest. Het jongetje was zich niet bewust van zijn aanwezigheid. Het keek met grote ogen naar de toren. Omhoog, en weer terug. Toen keek de jongen naar zijn vuist. Hij opende die, en Bouwma zag de sleutel in zijn eigen kleine hand.
“Doe het! Hij past! Wat je daar ziet verandert je leven!”. Maar Bouwma wist dat roepen geen zin had. Hij was toeschouwer. Hij wist ook wat de beslissing zou zijn van de jongen. Hij had die sleutel op zijn zevende verjaardag gekregen van zijn vader. Die had hem verteld dat het een erfstuk was, een symbool. Maar hij had toen meteen aan de vouwbeker-toren gedacht. Wat als die sleutel op de deur zou passen? Hij had daarover vele dagdromen gehad. En nu stond de jongen hier om te zien of zijn dromen werkelijkheid zouden zijn. Of aan scherven zouden gaan. Want wat, als de sleutel niet zou passen?
“Doe het!” riep Bouwma tevergeefs. Hij zag hoe de jongen zijn vuist weer sloot, en langzaam wegliep van de toren. Het beeld werd opgetild, terug de toren en daar werd het zwart.
‘De Moederkloek’ stond er op het uithangbord.
“Deze herberg is bekend, en dat heeft een reden. Zo heerlijk hebben jullie nooit gegeten”, zei Dragan toen ze allemaal naar binnen stapten.
Toen ze een tafel hadden gevonden kwam een oudere, wat gezette vrouw met sch0rt naar ze toe.
“Roos, geef ons de beste maaltijd die je kunt bereiden, en bier voor allemaal”.
De houding van de vrouw was plotseling veranderd bij het horen van die naam. Ze keek Dragan strak aan, en keek toen de kring rond.
“Iedereen noemt mij ‘moeder’ of ‘ma’, maar mijn eigen zoon moet per se mijn naam gebruiken. Die heb ik lang niet meer gehoord. Je bent lang weg geweest Dragan. Een maaltijd voor de heren. En dame zie ik. Het komt er aan.”
Dragan had niet overdreven. De maaltijd was fantastisch. Er werd geen woord gesproken onder het eten. Volgens de bouwmeester was het zelfs beter dan wat er aan het hof werd voorgezet. Dat deed hem er weer aan denken dat hij de groep een uitleg verschuldigd was. Hij vroeg zich af wat hij wel en niet moest zeggen.
Dragan had geraden waar hij aan dacht, want hij zei.
“Voordat je gaat vertellen vraag ik Roos er bij. Ik zou graag zien dat ze mee ging om voor ons te koken. Ze deed dat vroeger, en ik weet dat ze het geweldig zou vinden om nog één keer mee te maken.”
Dat wilde Roos inderdaad, maar:
“Lieve jongen, ik kan de boel niet in de steek laten. Deze herberg draait om mij. Wat moeten al mijn gasten dan?”
“Roos, ik zal moeder zeggen als je wil, maar dat ben je niet van al deze mensen. Denk nou eens een keer aan jezelf. Altijd zorgen voor anderen. Altijd uitgaan voor wat anderen nodig hebben. Nogmaals, het zijn je kinderen niet. Kies nu eens voor je zelf.”
“Dragan, zo ben ik nu eenmaal. Soms wilde ik wel eens dat jij meer op mij leek. Als jij meer aan anderen had gedacht, waren je werkers niet bij je weg gelopen, en had je hier nu niet in herderskleren gezeten.”
“Leer het me dan, Roos, en dan leer ik jou om voor jezelf te kiezen. Kom eerst gewoon eens zitten, en leer deze mensen kennen.”
Roos kwam aarzelend aan tafel, maar toen ze eenmaal aan de praat raakte besefte dat ze een beslissing genomen had. Ze zou met deze groep mee gaan. Ze hadden haar nodig.
Dragan zag het en dacht:
“Ze heeft wel gelijk. Ik zal echt mijn best doen om meer aan anderen te denken. Maar voor nu ben ik blij dat ik doorgedramd heb. En vergeef me moeder, ik zal het nóg een keer in moeten zetten”
Hij haalde adem en zei:
“Bouwmeester, het wordt tijd voor jouw verhaal.”
De bouwmeester had inmiddels nagedacht.
“Goed, maar niet hier. We zijn compleet. Zeven in getal. We zullen werkers nodig hebben. Maar wij zeven zijn de makers. Volg me nog één keer. Een dagreis van hier ligt een heuvel. Daar zal ik jullie vertellen wat je weten wil. Dan geef ik je de keuze om alsnog af te zien van deze opdracht. En geloof me, je zult er reden voor hebben. Maar nu nog niet, laat me jullie tenminste naar de plek begeleiden waar ik ga bouwen.
Heerlijk, ik kijk ernaar uit om bij een uurtje aan je voeten te zitten terwijl jij verteld, dit verhaal, en dan nog een en dan nog een…..
bij een vuurtje…