En waarom ik blij ben met mijn regisseur, Maaten Vonk.
Ik was deze zomer hard bezig met repeteren van mijn tekst.
En ik bedacht er hier en daar kleine dingen bij.
En van een aantal van die dingen zei mijn regisseur meteen: “Haal dat er maar weer uit.”
Nog voor hij begon uit te leggen waarom, voelde ik hem al.
Ik was in mijn enthousiasme mezelf voorbijgelopen.
Ik heb een excuus: het was een prachtvondst. Gefundenes fressen.
Ik had twee vliegen in één klap.
Eén. Ik wilde iets met de kleur roze. Letterlijk, ik gebruik die op mijn flipover-vel als ik daar een tekening maak. En zo zou die tekening, die al een dubbele betekenis had, een driedubbele betekenis krijgen. Wow!
Twee. Ik kon een mooie anti-Rusland grap maken over de homohaat daar. Lekker actueel.
Het eerste bleek een oplossing voor een niet bestaand probleem. Die derde betekenis is leuk gevonden, maar niet echt nodig.
Het tweede was de aanvulling waarmee ik mezelf voorbij liep.
Ik heb geen link met actualiteit nodig. Ik ben geen cabaretier.
En erger nog: het is wel erg makkelijk scoren met een grap over Rusland.
Nog erger: dat gaat zelfs lijnrecht in tegen wat ik aan het vertellen ben.
Gelukkig heb ik een regisseur die ziet wie ik ben, die mijn verhaal aanvoelt, en die helpt om mijn verhaal zuiver te houden.
Weg ermee, met die ballast, hoe mooi ook gevonden, want het verhaal gaat voor.
Ik ben verteller, en geen cabaretier.
Gelukkig heeft jouw regisseur door wat het beste bij jou past, volgens mij ben je als verteller namelijk ook op je best. Geen oppervlakkige saaie en voor de hand liggende grappen maar diepzinnigheid, en scherpe opmerkingen hier en daar. Dat vind ik trouwens ook veel mooier en knapper dan cabaret, er zijn immers al zoveel cabaretiers!