Ik weet niet precies meer wie het gezegd heeft en waar.
Sherlock Holmes, misschien.
Ik weet ook niet of ik het goed verwoord, of zelfs maar de juiste essentie te pakken heb. Maar het gaat hier om:
Dat we als mensen graag een verhaal willen maken, van wat onze zintuigen waarnemen, en dat we daarom veel feiten missen.
Heel erg schuldig . . . daar aan . . . ik.
Zo schuldig dat ik het niet eens helemaal wil geloven. Dat die verhalen misschien wel helemaal niet waar zijn.
Maar dat is niet zo erg, toch? Als het maar mooie verhalen zijn.
Een van die verhalen die ik niet kan loslaten is de symmetrie.
Dat een grote waarheid altijd een tegenovergestelde grote waarheid heeft.
Dat partijen die het felst tegen over elkaar staan, het meest op elkaar lijken. In hun fouten, zowel als in hun schoonheid.
Neem nu het midden-oosten conflict.
John Le-Carré heeft daar een prachtige thriller over geschreven, met een fantastische diepere laag: The Little Drummer Girl.
Om een Palestijnse terrorist te bestrijden wil de Israëlische geheime dienst een mol plaatsen.
Een vrouw wordt opgeleid om het liefje van de terrorist te worden.
Om haar voldoende achtergrond te geven over de Palestijnen, trekt een Israëlische agent een tijd met haar op. Hij laat haar ervaren hoe het is om op te groeien onder geweldadige omstandigheden. Hij vertelt daar over. En waarom weet hij dat zo goed? Omdat het veel lijkt op zijn eigen jeugd.
Twee kanten die elkaar bestrijden. Twee kanten die dezelfde pijn ervaren.
Nog eentje?
Spokesong, een toneelstuk van Stewart Parker. Een stuk over Noord Ierland. Dat toen ook zo’n eindeloos conflict was.
(Ik zag het stuk als middelbare scholier in 1977. Wikor was destijds een organisatie die toneelspelen voor scholieren op de planken bracht. Eerst met de klas in de les de tekst lezen en dan kijken)
Een lerares vertelt wat ze mee maakt. Dit stuk vond ik zo ingrijpend dat ik nu nog in mijn hoofd kan horen hoe het klonk. Ik moest het opzoeken om het precies op te schrijven, maar kende het nog bijna woordelijk.
I was coming home from school today and I met a child from the backward class, the hopeless ones. He had a mongrel dog that used to follow him backwards and forwards to school. He’d been attacked by a gang of the other crowd. They’d hung the dog to a lamppost and set fire to it. It won’t make the newscast or pressbulletins – it can scaresly compete with another hooded corpse or pub massacre. But that childs soul has been butchered. As surely as if they had taken an meat cleaver to him. This is the day he’ll remember. When he’s putting a bullet into somebody else. There are thousends like him. Too many.
Die symmetrie. Daar geloof ik in. Ook al is het een verhaal.
Volgens mij zit daar ook een antwoord in, voor het oplossen van conflicten. Herken je eigen verhaal in de ander.
Namasté.
Hier mee verwoord je nog een innerlijk conflict. Hoe kun je een mening vormen zonder alle feiten te kennen? Mag je dan oordelen? Is het dan beter om te zwijgen? Kijk je de andere kant op? Wat niet weet, wat niet deert. Hoe verhoudt zich dat tot het geweten? De banaliteit van het kwaad, vooral niet teveel nadenken.
Die symmetrie kan zowel een oplossingsrichting bieden als in een patstelling eindigen. Belangrijk is wat overheerst. De emotie van het eigen leed, of de herkenning van de vergelijkbare pijn bij de ander. Wraak tegenover verzoening. Maar die verzoening is zo verschrikkelijk moeilijk, omdat je niet alleen je eigen emoties en wraakgevoelens een plaats moet geven, maar ook nog eens opgewassen moet zijn tegen je eigen omgeving die vaak niet zover zijn om de stap die jij maakt ook kan maken. Het is niet dat wraak en escalatie de makkelijkste weg is, wel de meest voor de hand liggende gegeven de omstandigheden.
Boosheid en wraakgevoelens voelen denk ik minder erg dan pijn en verdriet. We verhullen ons verdriet met boosheid en wraakgevoelens, om de ergere pijn niet te voelen. Wie de pijn durft toe te laten en deze emotie toont wordt onterecht als zwak aangemerkt. Sterke mensen huilen, zwakke mensen nemen wraak.
Het verdelen van mensen in “goede” en “slechte” is de bron van veel (zo niet alle) kwaad in de wereld. Waarbij wijzelf natuurlijk altijd de goede zijn. Bij mij galmen de woorden van George W. Bush, bij het openen van de gevangenis op Guantanamo Bay, nog steeds na: “But these are bad people!”. Natuurlijk, tegenover slechte mensen mogen wij ons ook onmenselijk gedragen. Hadden ze maar niet slecht moeten zijn. En wij blijven nog steeds goed.
Ik probeer te handelen vanuit de boeddhistische overtuiging dat er geen goede en slechte mensen zijn, alleen maar vaardige en minder vaardige. In essentie zijn we gelijk, we willen allemaal pijn vermijden en geluk nastreven.
Alleen, niet iedereen pakt dat even handig aan. Ik denk niet dat crimineel gedrag, als voorbeeld, gelukkig maakt. In de boeddhistische visie maakt dat een crimineel niet slecht maar wel minder vaardig. Ik denk dat dit ook is wat Jezus bedoelde met “Heer, vergeef hen, want ze weten niet wat ze doen” (geen idee bij welke gelegenheid, ik ben niet zo’n bijbelkenner).
Hoe vaardig ik zelf ben? Ik zie mezelf als iemand die in het donker, tastend en struikelend over obstakels probeert de weg naar het licht te vinden. En wie ik in het donker pijn doe, zeg ik: “Vergeef mij, want ik weet niet wat ik doe”.